April 18

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k, g, t, mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1,2

Homework:

Do Unit 4 Lesson 3 ex 1, 2 + 3 ; Study words on pages 167 + 168

Study expressions A + B + C

Study tag questions 

Wanneer zullen we afspreken?

Wat denk je van aanstaande donderdag om twee uur?

I'm going to .... (ontslag nemen) my job!

1. stop
2. quit
3. quite
4. quiet

She works as a ..... (vrijwilliger) at an animal shelter.

1. volunteer
2. voluntere
3. free
4. free willing

He ... (verdient) a nice salary.

1. earn
2. earned
3. earns
4. earnes

All Right revision present simple

Past simple

Past Simple

You use the past simple when something happened in the past and is finished.

The past simple is what in Dutch is called the verleden tijd.

 Regular Verbs

After a regular verb you put -ed'

I talk -> I talked

He talks -> He talked

They talk -> They talked

 Regular Verbs Spelling

Als een werkwoord eindigt op een medeklinker + -y, dan verandert de -y in -ie: I carry - I carried

Let op, er verandert niets als het werkwoord eindigt op klinker + -y:

I play - I played

 Regular Verbs Spelling

Als een werkwoord eindigt op -e, dan komt er in de past simple alleen een -d achter: I live - I lived

In de past simple wordt de laatste medeklinker verdubbeld als er één klinker voor staat: I drop - I dropped

                 He plans  -   he planned

Past Simple - Signal word

In Dutch signal words are called 'signaal woorden'  

These word help you to see if something happened in the past

• yesterday
• last week
• ten minutes ago
• in 2007

Wat is een signaalwoord van de verleden tijd?

1. tomorrow
2. always
3. ago
4. now