Gebeurtenis
Wat is er feitelijk gebeurd (alsof je door een camera kijkt naar de situatie)?
Gedachten
Wat waren de helpende en/of niet-helpende gedachten die de gebeurtenis opriep?
Gevoel
Wat voelde je? Bijv.: Boos, bang, bedroefd, blij, somber, verdrietig, geërgerd, onzeker
Gedrag
Wat deed je precies (alsof je door een camera kijkt naar je gedrag)?