Kenmerken van de wetenschappelijke revolutie
De (natuur)wetenschappelijke methode van onderzoek doen breekt door. In deze methode gaat de wetenschapper volgens een vaste volgorde te werk:
1. observeren (waarnemen)
2. systematisch experimenteren (proeven doen)
3. logisch redeneren (nadenken over wat is gebeurd en tenslotte conclusies doen).
Met name het systematisch doen van proeven was een vernieuwing. De hierboven beschreven wetenschappelijke methode geldt niet voor alle wetenschappelijke disciplines maar wel voor de natuurwetenschappen. In de wetenschappelijke revolutie werd de basis gelegd voor de moderne natuurwetenschap. Deze is gebaseerd op twee filosofische stromingen die in de zeventiende eeuw ontstonden:
- Het empirisme is een filosofische stroming die stelt dat kennis uit ervaring voortkomt en het beginpunt van kennis de zintuiglijke waarneming is.
- In die zin is het empirisme anders dan het rationalisme, dat stelt dat kennis juist voortkomt uit het denken (de rede).
Het empirisme en het rationalisme waren beiden belangrijke wetenschappelijke methoden in deze tijd en zijn dat tot op de dag van vandaag.