H4.1 Kenmerken van een chemische reactie

H4.1 Kenmerken van een reactie
1 / 37
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H4.1 Kenmerken van een reactie

Slide 1 - Slide

Leerdoel

Je leert

  • wat een chemische reactie is
  • welke kenmerken een chemische reactie heeft
  • welke factoren invloed hebben op de reactiesnelheid

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Reactie
Een reactie waar beginstoffen veranderen in eindstoffen, noem je een Scheikundige reactie.

Een ander woord voor een Scheikundige reactie,  is een Chemische reactie

Slide 4 - Slide

Chemische reactie

Bij een chemische reactie verdwijnen
stoffen en ontstaan er nieuwe stoffen.


De stoffen die verdwijnen heten beginstoffen en de stoffen die

ontstaan heten reactieproducten.

Een chemische reactie kun je onder andere herkennen aan het veranderen van stofeigenschappen.


Slide 5 - Slide

Faseverandering
Stoffen lijken te veranderen
maar er is geen chemische reactie.


Slide 6 - Slide

Chemische reacties

Stel je steekt je stoel in de fik. Het hout zal gaan branden en je houdt as over. Dit is een voorbeeld van een chemische reactie
Bij een chemische reactie veranderen de moleculen.

Bij een chemische reactie verdwijnen je beginstoffen (hout) en ontstaan er nieuwe reactieproducten (as)

Slide 7 - Slide

Volledige verbranding aardgas (chemische reactie)

Slide 8 - Slide

Chemische reactie = stoffen (beginstoffen) verdwijnen en er komen nieuwe stoffen (reactieproducten) voor in de plaats.
Een faseovergang is dus géén chemische reactie!

Weet je nog?

Slide 9 - Slide

Endotherm

Wanneer je steeds energie moet toevoegen
om er voor te zorgen dat de reactie doorgaat, is de reactie endotherm.

Wanneer de energietoevoer stopt, stopt de reactie
ook.

(bijvoorbeeld: het koken van een ei)



Slide 10 - Slide

Exotherm

Wanneer bij de reactie energie vrijkomt,
is de reactie
exotherm.

Ook wanneer je de reactie opgang moet
brengen (bijvoorbeeld: een kaars aansteken) is de reactie
exotherm.

(bijvoorbeeld: alle verbrandingen zijn
exotherm)



Slide 11 - Slide

Samengevat)


Bij elke chemische reactie treedt een energie-effect op. Bij een exotherme reactie komt er energie vrij, bij een endotherme reactie is er energie nodig.

Slide 12 - Slide

Wet van massabehoud
Welke massa is groter ? De massa voor of na de reactie ?

Slide 13 - Slide

Wet van massabehoud
Welke massa is groter ? De massa voor of na de reactie ?

Slide 14 - Slide

Wet van Lavoisier

De massa van alle stoffen vóór de reactie samen is net zo groot als de massa van alle reactieproducten bij elkaar.

Dit wordt de wet van Lavoisier genoemd

LET OP!

Het gaat om alle stoffen.
Dus gassen moet je ook meetellen.



Slide 15 - Slide

Wet van behoud van massa
Er kan geen massa verschijnen of verdwijnen.

Slide 16 - Slide

Botsende deeltjesmodel

Voor de reactie zijn de stoffen AB en CD
aanwezig. Wanneer deze stoffen effectief op elkaar botsen,
ontstaan de stoffen AD en CB.





Wanneer een botsing voldoende krachtig
is, kunnen de atomen



hergroeperen. Er wordt dan gesproken van
een effectieve botsing.



Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Reactiesnelheid

De ene reactie verloopt erg langzaam,
zoals het roesten van ijzer. En een andere reactie, zoals een
explosie, verloopt heel snel.


De snelheid waarmee een reactie verloopt
wordt reactiesnelheid genoemd.





Slide 19 - Slide

Reactiesnelheid

De reactiesnelheid wordt beïnvloed door:

  • De soort stof
  • Verdelingsgraad
  • Concentratie
  • Temperatuur
  • Katalysator

Slide 20 - Slide

Reactiesnelheid invloeden

De soort stof/materie.




Magnesium reageert sneller met zoutzuur
dan dat zink dat doet




Slide 21 - Slide

0

Slide 22 - Video

Reactiesnelheid invloeden

Verdelingsgraad

Wanneer de deeltjes fijner worden, wordt
het oppervlakte groter. De verdelingsgraad neemt toe.

De reactiesnelheid neemt toe, omdat:

  • deeltjes fijner —> grotere verdelingsgraad
  • grotere verdelingsgraad —> meer effectieve botsingen
  • meer effectieve botsingen —> grotere reactiesnelheid


Slide 23 - Slide

Reactiesnelheid invloeden

Concentratie

Wanneer de concentratie groter is, zijn er meer deeltjes aanwezig waardoor de kans op effectieve botsingen
groter is. De reactiesnelheid neemt toe, omdat:

  • concentratie groter —> meer deeltjes aanwezig
  • meer deeltjes aanwezig —> meer effectieve botsingen
  • meer effectieve botsingen —> grotere reactiesnelheid


Slide 24 - Slide

Concentratie (hoeveelheid deeltjes)

Slide 25 - Slide

Reactiesnelheid invloeden

Temperatuur

Bij een hogere temperatuur bewegen de moleculen sneller

waardoor de kans op effectieve botsingen groter is.

De reactiesnelheid neemt toe, omdat:

  • temperatuur groter —> moleculen bewegen sneller
  • moleculen bewegen sneller —> meer effectieve botsingen
  • meer effectieve botsingen —> grotere reactiesnelheid

Slide 26 - Slide

Reactiesnelheid invloeden

Katalysator

Soms verloopt een reactie niet wanneer twee stoffen bij elkaar

worden gevoegd. Wanneer een katalysator wordt toegevoegd verloopt de reactie wel (en sneller), zoals bij de olifantentandpasta.

Een katalysator is een stof die de reactie versnelt, maar niet wordt verbruikt tijdens de reactie.

Slide 27 - Slide

0

Slide 28 - Video

Een verbrandingsreactie is
A
Endotherm
B
Exotherm

Slide 29 - Quiz

Om kaarsvet te smelten moet je voortdurend verwarmen. Is het een exotherm of endotherm proces?
A
exotherm
B
Endotherm

Slide 30 - Quiz

Verdampen van alcohol.
A
exotherm
B
endotherm
C
Geen idee

Slide 31 - Quiz

Op welke 5 manieren kan je de reactiesnelheid beinvloeden ?

Slide 32 - Open question

Als je de temperatuur verlaagt,
wordt de reactietijd...?
A
groter
B
kleiner
C
blijft gelijk

Slide 33 - Quiz

Wat gebeurt er met de reactiesnelheid als je de beginstoffen in een bak met ijswater zet?
A
Reactiesnelheid gaat omhoog
B
Reactiesnelheid blijft gelijk
C
Reactiesnelheid gaat omlaag

Slide 34 - Quiz

Twee identieke reacties worden uitgevoerd. Reactie 1 bij 50°C en reactie 2 bij 60°C. Leg uit aan de hand van het botsende deeltjes model welke reactie sneller verloopt.
A
Reactie 2 heeft een hogere temperatuur, dus sneller bewegende deeltjes, dus hardere botsingen, dus meer effectieve botsingen, dus een hogere reactiesnelheid.
B
Reactie 2 heeft een hogere temperatuur, dus meer deeltjes, dus hardere botsingen, dus meer effectieve botsingen, dus een hogere reactiesnelheid.
C
Reactie 1 heeft een lagere temperatuur, dus sneller bewegende deeltjes, dus hardere botsingen, dus meer effectieve botsingen, dus een hogere reactiesnelheid.
D
Reactie 1 heeft een lagere temperatuur, dus meer deeltjes, dus hardere botsingen, dus meer effectieve botsingen, dus een hogere reactiesnelheid.

Slide 35 - Quiz

Bij het gebruik van een katalysator komt bij een exotherme reactie meer reactiewarmte vrij, omdat de reactiesnelheid hoger wordt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 36 - Quiz

Huiswerk


Leren en online maken H4.1

Slide 37 - Slide