G2mha - 10-4-2025 H4 F- verwijswoorden

Welkom bij Nederlands!
Todo:
  • liggen de spullen die je nodig hebt op tafel?

Op tafel heb je liggen:
  • lesboek
  • schrift
  • pen
  • laptop (open alvast LessonUp.app, daarna laptop weer dicht)
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!
Todo:
  • liggen de spullen die je nodig hebt op tafel?

Op tafel heb je liggen:
  • lesboek
  • schrift
  • pen
  • laptop (open alvast LessonUp.app, daarna laptop weer dicht)

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we deze les doen

  • Bespreken (en controle) huiswerk.
  • Uitleg H4 Formuleren (blz. 108): verwijswoorden (2).
  • Opdrachten maken.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions



Je kunt
  • verwijswoorden op de goede manier gebruiken. 
Doel

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk bespreken
H4 S (blz. 96)
Opdracht 1 t/m 3
(gedeeltelijk)

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

TV F Verwijswoorden (2)
H4 TV F (blz. 108)

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Verwijswoorden

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Verwijswoorden samengevat
Kies het juiste verwijswoord:






mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.
het-woorden (onzijdig)
het, zijn
dat, dit
de-woorden (mannelijk)
hij, hem, zijn
die, deze
de-woorden (vrouwelijk)
zij/ze, haar
die, deze
meervoud
zij/ze, hen, hun
die, deze

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Je gebruikt verwijswoorden om...
A
... het moeilijker te maken voor de lezer.
B
... de tekst korter te maken.
C
... meer afwisseling in de tekst te krijgen.
D
...de tekst leuker te maken.

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Verwijswoorden...
A
geven een verband aan in de tekst.
B
geven een eigenschap aan.
C
geven aan dat iets van iemand is.
D
verwijzen naar iets in de tekst.

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Een verwijswoord kan verwijzen naar:
A
één woord
B
een paar woorden
C
antwoord A en B zijn goed

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Welk verwijswoord kun je gebruiken om naar het woord 'kat' te verwijzen?
A
die, deze
B
dat, dit

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Wat is geen verwijswoord?
A
ze
B
deze
C
zeker
D
zij

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Welk verwijswoord kun je gebruiken om naar het woord 'katje' te verwijzen?
A
die, deze
B
dat, dit

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord. 
Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het

Slide 17 - Drag question

This item has no instructions

Mijn vriendin, waarmee ik zou gaan shoppen, is ziek
A
juist
B
fout

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Fifa20 is een PS4-spel die net uitgekomen is
A
juist
B
fout

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Het drumstel is van Davids vader, 

maar ________ gebruikt ________ niet meer.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 20 - Drag question

This item has no instructions

Wij krijgen een hond, ... ik erg leuk vind.
A
dat
B
wat

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Het paard .... ik naar de wedstrijd ga, is bruin
A
met wie
B
waarmee

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Onno krijgt een vreemd mailtje binnen.

_________ denkt dat  ________ spam is.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 23 - Drag question

This item has no instructions

Lucas kreeg een handtekening van de zanger .... hij fan is
A
van wie
B
waarvan

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Mijn buurjongen is iemand ... ik graag voetbal op straat
A
waarmee
B
met wie

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Ik eet het liefst melkchocola, ... vind ik lekkerder dan pure.
A
dat
B
die

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Ken jij mijn buurjongen?.... komt volgend jaar bij ons op school.
A
Dat
B
Die

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Ik heb zin in de pauze, dan ga ik een croissant kopen.
Wat is hier het verwijswoord?
A
ik
B
dan
C
pauze
D
zin

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Wat:
Maken: 
H4 TV F (blz. 108): opdracht 1.

Hoe:
Je mag samenwerken met je buurman/buurvrouw.

Klaar?
Ga verder met opdrachten 2 t/m 4.
Dit is ook het huiswerk voor vrijdag.





Hulp nodig?
Kijk naar het stoplicht

rood: stil! 
Vraag het de docent als
je het echt niet meer weet.
geel: fluisterniveau 
Overleg met diegene naast je
groen:  fluisterniveau 
Overleg met diegene naast je of vraag het
de docent  


Aan het werk!
timer
10:00

Slide 30 - Slide

This item has no instructions


Denk een momentje

Slide 31 - Slide

Laat even bezinken of alles duidelijk is.
Heb je nog vragen? Die kun je invullen bij de volgende dia.
Welke vraag heb je nog over dit onderwerp?

Slide 32 - Slide

This item has no instructions





Je kunt
  • verwijswoorden op de goede manier gebruiken.
Doel

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk
Vrijdag 11 april:
Maken: 
H4 TV F (v.a. blz. 96): opdrachten 1 t/m 4





Slide 34 - Slide

This item has no instructions