Het Grote Zomerfeest E5

Het Grote Zomerfeest 
E5 niveau
1 / 21
next
Slide 1: Slide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 5

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Het Grote Zomerfeest 
E5 niveau

Slide 1 - Slide

Wanneer begon het zomerfeest?

Slide 2 - Slide

Wanneer begon het zomerfeest?
A
Om twee uur
B
Om drie uur
C
Om vier uur
D
Om vijf uur

Slide 3 - Quiz

Wat stond er in het midden van het schoolplein?

Slide 4 - Slide

Wat stond er in het midden van het schoolplein?
A
Een popcornkraam
B
Een draaimolen
C
Een flamingi-springkussen
D
Een ijskraam

Slide 5 - Quiz

Wat kreeg iedereen bij de ingang?

Slide 6 - Slide

Wat kreeg iedereen bij de ingang?
A
een ijsje
B
een bonnetje
C
een prijs
D
een feestbandje

Slide 7 - Quiz

Wat kon je doen in het speellokaal?

Slide 8 - Slide

Wat kon je doen in het speellokaal?
A
touwtrekken
B
springen op het kussen
C
meedoen aan een mini-disco
D
stoepkrijten

Slide 9 - Quiz

Wat kregen de kinderen aan het eind van de middag?

Slide 10 - Slide

Wat kregen de kinderen aan het eind van de middag?
A
een pannenkoek
B
een ijsje
C
een cadeautje
D
een diploma

Slide 11 - Quiz

Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?

Zelf goed nadenken

Slide 12 - Slide

Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?
A
Het zomerfeest was goed georganiseerd door de ouders
B
Er waren veel spelletjes tijdens het zomerfeest
C
Het zomerfeest op school was een vrolijk en geslaagd feest voor iedereen
D
Kinderen eten graag ijsjes tijdens de zomer

Slide 13 - Quiz

Waarom klapte iedereen voor Mila?


Slide 14 - Slide

Waarom klapte iedereen voor Mila?
A
ze had een prijs gewonnen
B
ze zong een mooi liedje tijdens de talentenshow
C
ze had een ijsje uitgedeeld
D
ze deed mee met touwtrekken

Slide 15 - Quiz

Wat wordt bedoeld met “Dat” in deze zin: “Dat mocht je doen met een waterpistool”?

Slide 16 - Slide

Wat wordt bedoeld met “Dat” in deze zin: “Dat mocht je doen met een waterpistool”?
A
blikgooien
B
doelen raken
C
schminken
D
touwtrekken

Slide 17 - Quiz

Naar wie verwijst “ze” in deze zin: “Ze lachte en knikte” (laatste alinea)?

Slide 18 - Slide

Naar wie verwijst “ze” in deze zin: “Ze lachte en knikte” (laatste alinea)?
A
de moeder van Sam
B
Mevrouw van Dijk
C
de juf van Sam
D
Mila

Slide 19 - Quiz

Hoe werd het schoolplein versierd voor het zomerfeest?

Slide 20 - Slide

Hoe werd het schoolplein versierd voor het zomerfeest?
A
Met posters en vlaggen
B
Met stoelen en tafels
C
Met slingers, ballonnen en stoepkrijttekeningen
D
Met schilderijen en gordijnen

Slide 21 - Quiz