2.1 De macht van de koning

2.1 De macht van de koning
1 / 21
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

2.1 De macht van de koning

Slide 1 - Slide

Leervragen
Schrijf deze vragen nu eerst op in je schrift. 
  1. Wat veranderde in de manier van denken tijdens de verlichting?
  2. Welke ideeën hadden Rousseau en Montesquieu?
  3. Leg uit waarom Lodewijk XVI een absoluut vorst is?
  4. Welke standen waren er in Frankrijk en wie zaten hierin?
  5. Waarom werd de derde stand erg boos op de koning?
  6. Wat was de start van de Franse Revolutie?
  7. Wat was het gevolg van de Franse Revolutie?

Slide 2 - Slide

Lees: Verlichte ideeën
De Verlichting was van:
A
1400-1500
B
1500-1600
C
1600-1700
D
1700-1800

Slide 3 - Quiz

Wat is de 'Verlichting?'
A
Uitvinding van de straatlantaarns
B
Steeds meer uitvindingen waarbij kennis belangrijker werd dan geloof
C
Steeds meer uitvindingen die het geloof helpen de bijbel te verklaren
D
Het schrijven van een nieuwe vertaling van de bijbel

Slide 4 - Quiz

Denk na over waar de Verlichting voor stond. Wat wilden de Verlichters mee afrekenen?
A
De ratio (het verstand)
B
Altijd luisteren naar de kerk
C
De mens is van nature goed
D
De macht van het volk

Slide 5 - Quiz

Montesquieu
Rousseau
Koning krijgt de macht van het volk niet van god
Verschillende groepen moeten elkaar controleren
Niet alle macht bij 1 persoon
Koning moet voor het volk zorgen

Slide 6 - Drag question

Lees: De koning en zijn volk
Wat voor koning is Lodewijk XVI?
A
Een koning die zijn macht deelt met zijn ministers
B
Een koning die in zijn eentje regeert
C
Een koning die samen met zijn regering regeert
D
Een koning die alles overlegt met de drie standen

Slide 7 - Quiz

Wat is absolutisme?
A
Een vorm van regeren waarbij het parlement alle macht heeft.
B
Een vorm van regeren waarbij het volk alle macht heeft.
C
Een vorm van regeren waarbij de koning alle macht heeft.
D
Een vorm van regeren waarbij een dictator alle macht heeft.

Slide 8 - Quiz

Een standenmaatschappij is een maatschappij waarin
A
mensen heel veel standjes kunnen voordoen.
B
de bevolking is verdeeld in standen die elk eigen rechten hebben.
C
iedereen van dezelfde stand is
D
alle mensen hetzelfde verstand hebben.

Slide 9 - Quiz

In Frankrijk was er een standenmaatschappij. Wie hoort bij welke stand?
Eerste stand
Tweede stand
Derde Stand
Geestelijken
Adel
Boeren
ambachtslieden
rijke kooplieden
Wetenschappers

Slide 10 - Drag question

Welke stand betaalde alle belastingen
A
Eerste stand
B
Tweede stand
C
Derde stand

Slide 11 - Quiz

Hiernaast zie je een spotprent over de standenmaatschappij in Frankrijk. Een man staat gebukt en op zijn rug zitten twee andere mannen.  

Sleep de standen naar de juiste man in de afbeelding. 
1
2
3

Slide 12 - Drag question

Wat wil de tekenaar met de spotprent op de vorige pagina zeggen? Leg je antwoord uit.

Slide 13 - Open question

Lees: Geldgebrek
Hoe werd er in de Staten-Generaal gestemd over voorstellen?
A
Elke stand bracht 1 stem uit
B
Elke aanwezige bracht 1 stem uit

Slide 14 - Quiz

Door deze manier van stemmen was de kans klein dat er iets zou veranderen voor de derde stand. Leg dit uit.

Slide 15 - Open question

Lees Revolutie!
De bestorming van de Bastille is...
A
het officiële begin van de Franse Revolutie
B
het officiële einde van de Franse Revolutie
C
de dag dat de koning werd vermoord
D
de dag dat de 3e stand werd veslagen

Slide 16 - Quiz

Wat was de datum van de bestorming van de Bastille?
A
14 juli 1789
B
!4 augustus 1780
C
14 mei 1789
D
14 juli 1790

Slide 17 - Quiz

Kijk naar de afbeelding. Wie bestormen hier de Bastille?
A
Edelen
B
Edelen en burgers
C
Burgers en geestelijken
D
Burgers

Slide 18 - Quiz

Lodewijk XVI roept de Staten-Generaal bijeen
De schatkist van Lodewijk XVI is leeg
Bestorming van de Bastille
Onthoofding van Lodewijk XVI
nationale vergadering wordt opgericht

Slide 19 - Drag question

Wat was er door de Franse Revolutie in ieder geval voorbij.
A
vrijheid
B
gelijkheid
C
het absolutisme
D
honger

Slide 20 - Quiz

Leervragen
Beantwoord alle leervragen in je schrift. 
  1. Wat veranderde in de manier van denken tijdens de verlichting?
  2. Welke ideeën hadden Rousseau en Montesquieu?
  3. Leg uit waarom Lodewijk XVI een absoluut vorst is?
  4. Welke standen waren er in Frankrijk en wie zaten hierin?
  5. Waarom werd de derde stand erg boos op de koning?
  6. Wat was de start van de Franse Revolutie?
  7. Wat was het gevolg van de Franse Revolutie?

Slide 21 - Slide