Let's Talk About Sex, Herhalingsles

Let's Talk About Sex
1 / 47
next
Slide 1: Slide
Mens & NatuurMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 47 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Let's Talk About Sex

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
- Herhalingsles / zelfstandig leren
- Herhalingsquiz Mens en Machine 
- Herhalingsquiz Let's talk about sex

Slide 2 - Slide

Het doel van vandaag
- Je beheerst de leerstof.
- Je hebt alle vragen over de leerstof of toets kunnen stellen.

Slide 3 - Slide

Zelfstandig leren
- Bekijk op RTTI-online waar je slecht op scoort
- Kijk op de Mens en Natuur website en kijk welke
   RTTI-strategie je kan gebruiken. 

Slide 4 - Slide

Geslachtskenmerken 
- Primaire geslachtskenmerken 
- Secundaire geslachtskenmerken 

Bij jongens gaat dat om:
- een zwaardere stem
- zwaardere spieren
- baardgroei
- haargroei rond de geslachtsorganen,
in de oksels en vaak ook op de borst
Bij meisjes:
- borstontwikkeling
- haargroei rond de geslachtsorganen en in de oksels
- een breder bekken
- een dikkere onderhuidse vetlaag








Slide 5 - Slide

Hypofyse
- Belangrijke hormoonklier
- Maakt  onder andere geslachthormonen 
   & groeihormonen

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Groeispurt 
- Groeihormonen zorgen voor
   snelle celdeling in kraakbeencellen 
   in de groeischijven

- Groeistop -> Na puberteit verbenen
   groeischijven & verkalken 
   kraakbeencellen
  

Slide 8 - Slide

Vrouwelijk voortplantingsorgaan

Slide 9 - Slide

Vrouwelijk voortplantingsorgaan

Slide 10 - Slide

Mannelijke voortplantingsorgaan

Slide 11 - Slide

Mannelijke voortplantingsorgaan

Slide 12 - Slide

De eisprong

Slide 13 - Slide

De Menstruatiecyclus
- Een cyclus van gemiddeld 28 dagen 
- Verloopt in 4 stappen:


1. Er rijpt een eicel in één van de eierstokken
2. De binnenkant van de baarmoeder is bedenkt met baarmoederslijmvlies. Zodra een eicel begint te rijpen 
wordt dit slijmvlies dikker.
3. Na ongeveer twee weken is de eisprong.
4. Als de rijpe eicel niet wordt bevrucht is het verdikte baarmoederslijmvlies niet meer nodig. Dit slijmvlies laat na
twee weken later los. Dit druppelt met bloed uit de vagina. 
Cyclus begint op nieuw 


Slide 14 - Slide

De Menstruatiecyclus

Slide 15 - Slide

Menstruatieproducten

Slide 16 - Slide

Voortplanting bij dieren
- Geslachtsgemeenschap alleen voor
   krijgen van nakomelingen

- Versmelten van kern geslachtscel
 
van het mannetje en vrouwtje

Slide 17 - Slide

3 verschillen manieren

Slide 18 - Slide

Geslachtsgemeenschap bij ons?
- Niet alleen voor voortplanting!
- Meestal voor plezier


Slide 19 - Slide

Voorbehoedsmiddelen
Een voorbehoedsmiddel gebruik je om zwangerschap en eventuele soa's te voorkomen. 

Een ander woord voor voorbehoedsmiddelen zijn anticonceptiemiddelen

Anticonceptie betekent: voorkomen van bevruchting, het gaat hier over de zwangerschap.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Link

Slide 22 - Slide

Bevruchting
Als een man en vrouw geslachtsgemeenschap hebben gehad, gaan de zaadcellen op weg via de vagina en baarmoeder richting de eicel in de eileider

Wanneer de eicel en zaadcel elkaar tegenkomen in de eileider, gaat de kop van de zaadcel de eicel binnen.  Als de kern van de zaadcel en eicel versmelten, noem je dat bevruchting.

 

Slide 23 - Slide

Innesteling
Na de bevruchting begint de bevruchte eicel zich te delen en wordt via de eileider richting de baarmoeder vervoerd. 

Het wordt een bolletje cellen die, eenmaal in de baarmoeder aangekomen, vast gaat zitten in het baarmoederslijmvlies

Dit vastzitten in het baarmoederslijmvlies noem je innesteling. Het bolletje cellen wordt dan een embryo genoemd.

Slide 24 - Slide

Zwangerschap
Door een zwangerschapstest komt een vrouw erachter dat zij zwanger is.

De eerste tien weken van de zwangerschap wordt de embryonale fase genoemd. In deze fase ontstaan alle organen bij het embryo, vanaf daarna groeit het kindje alleen nog maar en wordt het foetus genoemd.

Het embryo/foetus wordt tegen stoten beschermd door vruchtwater en vruchtvliezen. 

Slide 25 - Slide

Vanaf de plek waar het embryo is ingenesteld, ontstaat de placenta (moederkoek). Aan de placenta en aan het embryo/foetus zit de navelstreng vast. 

In de placenta lopen de bloedvaten van het embryo dicht langs de bloedvaten van de moeder. 

Voedingsstoffen en zuurstof worden vanuit het bloed van de moeder afgegeven aan het bloed van het kindje en andersom.

Slide 26 - Slide

Bevalling
Na ongeveer 40 weken komt de
baby ter wereld.
   
De bevalling bestaat uit drie fases:
1. Ontsluiting
2. Uitdrijving
3. Nageboorte

Slide 27 - Slide

Ontsluiting
In deze fase wordt de baarmoedermond wijder. 
De moeder kan pas beginnen met persen als 
de baarmoedermond een diameter heeft van 10 cm.

Slide 28 - Slide

Uitdrijving
Als er persweeën zijn, zal het kindje uit de 
baarmoeder worden gedreven.
Het kindje gaat het geboortekanaal door, 
naar buiten.

Slide 29 - Slide

Nageboorte
Weeën die ongeveer een kwartier na de 
geboorte van het kindje beginnen, 
zorgen voor de nageboorte
De placenta, vruchtvliezen en resten 
van de navelstreng zullen de vrouw verlaten.

Slide 30 - Slide

Geslacht & Gender
- Geslacht -> bepaald door je geslachtsorganen 
                             waarmee je geboren bent.
- Gender-> met welk je geslacht jezelf identificeert.
                        
- Interseks -> iemand met mannelijke en vrouwelijke 
                             geslachtskenmerken.
- Transgender-> iemand liever als het andere geslacht 
                                   door het leven wil gaan.
- Non-binair-> iemand die zich niet kenmerkt met beide
                               geslachten.

Slide 31 - Slide

Genderstereotypen
- "Jongens moeten stoer zijn en
     meisjes moet zorgzaam zijn".
- ideeën/verwachtingen over hoe mannen
   /vrouwen en jongens/meisjes zich
  horen te gedragen.

Slide 32 - Slide

Seksuele Oriëntatie
- Heteroseksueel-> je voelt je aangetrokken tot het andere
                                          geslacht.
- Homoseksueel/lesbisch-> je voelt je aangetrokken tot het
                                                        zelfde geslacht.
- Biseksueel-> je voelt je aangetrokken tot beide
                               geslachten.
- Panseksueel-> je voelt je aangetrokken iemands
                                   persoonlijkheid en niet geslacht of gender.                                   
- Aseksueel-> je voelt je op seksueel gebied niet 
                             aangetrokken tot iemand.

Slide 33 - Slide

Seksualiteit en Social Media 
- Online flirten is steeds makkelijk

- Sexting -> sturen of maken van 
  seksueel getinte berichtjes, foto's
  of filmpjes.

Slide 34 - Slide

Automatisch systeem
1. Input (invoer): Het apparaat meet of neemt waar wat er in komt. Het ‘waarnemen’ of meten gebeurt door een sensor.

2. Proces (verwerking): De sensor stuurt de informatie naar een processor (verwerker), dit is vaak een (soort) computer. 

3. Output (uitvoer): De processor zet de uitvoerder aan het werk. De uitvoerder komt in actie als hij een signaal krijgt.
 







Slide 35 - Slide

In een blokschema zoals hieronder zie je een overzicht van de stappen van een automaat.

Slide 36 - Slide

Het zenuwstelsel
- Nodig voor waarnemen prikkels 

- Centraal zenuwstelsel = 
   Hersenen en Ruggenmerg
- Perifeer zenuwstelsel = verbinding tussen
   centrale zenuwstelsel, de spieren en 
   de organen

Slide 37 - Slide

Bewustwording

Slide 38 - Slide

Reflex
- Automatische reactie op prikkel
- Prikkel gaat niet gelijk naar
   Hersenen

- Reflexboog

Slide 39 - Slide

Reflex

Slide 40 - Slide

Regeling
- Via zenuw of hormoonstelsel
- Hormoon = regelstofje gemaakt in
   hormoonklieren

Slide 41 - Slide

Regeling

Slide 42 - Slide

Regulatie Glucose
- Glucose (suiker)
- Insuline (hormoon)
Glucose  -> Glycogeen


- Glucagon (hormoon)
 Glycogeen -> Glucose 

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Link

Slide 45 - Link

Doel behaald?
- Je beheerst de leerstof.
- Je hebt alle vragen over de leerstof of toets kunnen stellen.

Slide 46 - Slide

Succes met leren!!
Als je nog vragen hebt:
- Kom naar het keuze uur!
- Stuur me een mailtje!

Slide 47 - Slide