This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Zakelijke e-mail (1)
Schrijfvaardigheid
Slide 1 - Slide
Aan het einde van deze les weet ik...
Hoe een zakelijke e-mail eruit ziet.
Wanneer ik een zakelijke e-mail schrijf.
Hoe ik een zakelijke e-mail moet schrijven.
Slide 2 - Slide
Wanneer schrijf je een zakelijke e-mail?
Je wilt een afspraak bij de tandarts verzetten
Je wilt informatie over een nieuwe telefoon
Je hebt een klacht over een kapot kledingstuk
Je wilt je aanmelden voor een actie voor het goede doel
Slide 3 - Slide
Aan wie schrijf je een zakelijke e-mail?
Je schrijft een zakelijke mail aan iemand die je niet of niet zo goed kent. Bijvoorbeeld:
De dokter
Een docent
De directeur van een bedrijf
Slide 4 - Slide
Een zakelijke mail stuur je...
A
naar je beste vrienden
B
naar bedrijven of instellingen
Slide 5 - Quiz
Een zakelijke mail is vooral...
A
formeel
B
informeel
Slide 6 - Quiz
Formeel taalgebruik
Je schrijft de mail aan iemand die je niet kent. Die persoon spreek je daarom ook op een zakelijke manier aan. Dit noem je formeel taalgebruik. Bijvoorbeeld:
Geen jij/je, maar 'u'
Mevrouw Van der Veen
Slide 7 - Slide
Aanhef
Je begint je zakelijke e-mail met een nette aanhef om hem goed en netjes te beginnen. Na de aanhef komt altijd een komma. Bijvoorbeeld:
Geachte heer/mevrouw,
Geachte mevrouw Van Gaal,
Geachte meneer Venhuizen,
Slide 8 - Slide
Wie is de geadresseerde?
A
Degene aan wie je de
e-mail stuurt.
B
Degene die de e-mail schrijft.
Slide 9 - Quiz
Je schrijft de zakelijke e-mail aan Lars Wouters. Welke aanhef gebruik je?
A
Geachte Meneer Wouters,
B
Geachte Lars Wouters,
C
Geachte heer,
D
Geachte heer Wouters,
Slide 10 - Quiz
Je schrijft een zakelijke e-mail aan Ronan de Mik. Welke aanhef gebruik je?
A
Geachte meneer De Mik,
B
Geachte heer De Mik,
C
Geachte Ronan,
D
Geachte de Mik,
Slide 11 - Quiz
Wat is de juiste volgorde?
A
inleiding, kern, slot
B
kern, slot, inleiding
C
inleiding, slot, kern
D
slot, kern, inleiding
Slide 12 - Quiz
Welk woord gebruik je NOOIT aan het begin van de eerste zin?
A
ik
B
gisteren
C
mijn
D
zoals
Slide 13 - Quiz
Onderaan de e-mail schrijf je...
A
je voornaam
B
je achternaam
C
je voor- en achternaam
Slide 14 - Quiz
De opmaak
Vul de onderwerpsregel in: Onderwerp = [...].
Aanhef.
Alinea (1).
Alinea (2).
Alinea (3).
Afsluitende zin.
Slotformule.
Naam.
Slide 15 - Slide
Opdracht
Je gaat een mail schrijven aan Henk de Jong, hij is eigenaar van een sportkantine en je wilt daar graag vrijwilligerswerk gaan doen.
Slide 16 - Slide
Aan de slag
Inleiding: Geef aan waarom je de brief of e-mail schrijft.
Kern: Geef de gevraagde informatie. Maak alinea's.
Slot: Geef aan wat je van de ontvanger verwacht.
Gebruik formele taal! Geen 'Beste' of 'Groetjes'.
Vink na het schrijven alle punten in de opdracht af, dan weet je zeker dat je dat niet vergeten bent.
Start met schrijven. Verbeter jezelf indien nodig.