• What is LessonUp
  • Search
  • Channels
‹Return to search

Financiering en verslaggeving

De NV is een ondernemingsvorm
1 / 25
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

De NV is een ondernemingsvorm

Slide 1 - Slide

De financiering van de NV
Eigen vermogen
Door uitgifte van aandelen welke vrij verhandelbaar zijn. (verhandelbaar eigendomsbewijs)
Iedereen kan dus aandeelhouder (eigenaar) worden; in theorie kan het EV van een NV oneindig worden uitgebreid.


Vreemd vermogen
Door groot eigen vermogen relatief eenvoudig om vreemd vermogen aan te trekken.
- Uitgifte van obligaties (verhandelbaar schuldbewijs)
- Afsluiten van (bank) leningen

Slide 2 - Slide

Eigen vermogen van de NV
Aandelenvermogen: 
Nominale waarde x aantal aandelen

- nominale waarde staat op het aandeel en verandert niet
winstuitkering (dividend) is vaak een percentage van de nominale waarde

- beurskoers (prijs van een aandeel) wordt bepaald door vraag en aanbod (wat weer afhankelijk is van hoofdzakelijk winstverwachting)


op 6 mei 1998 werd Ajax een NV en gaf 4,95 miljoen aandelen uit tegen een prijs van € 11,30.
Deze beursgang bracht Ajax dus € 55,94 miljoen op

Slide 3 - Slide

stelsel van inkomstenbelasting Nederland:
box 1: werk en woning 
box 2: aanmerkelijk belang
box 3: sparen en beleggen (vermogen)

Slide 4 - Slide

2.1 (aandelenvermogen) en 2.2 (aandelenemissie) in de taak / opdracht van deze week



2.3 De winstverdeling van de NV is het onderwerp van deze les
maatschappelijk aandelenvermogen
aandelen in portefeuille - 
geplaatst aandelenvermogen
onderdeel van het eigen vermogen
ALTIJD nominale waarde

Slide 5 - Slide

2.3 De winstverdeling van de NV
85%
15%
100%

Slide 6 - Slide

2.3 De winstverdeling van de NV
85%
15%
100%

Slide 7 - Slide

Een NV heeft op het eind van het jaar een winst van € 100.000. 20% van de winst is bestemd voor de vennootschapsbelasting en de rest is voor de aandeelhouders in de vorm van dividend. De dividendbelasting is 15%.
Aan wie krijgt de NV een schuld als gevolg van deze winstverdeling?
(Denk ook even na tegen welk bedrag?)
A
belastingdienst
B
belastingdienst en aandeelhouders
C
aandeelhouders

Slide 8 - Quiz

Een NV heeft op het eind van het jaar een winst van € 100.000. 20% van de winst is bestemd voor de vennootschapsbelasting en de rest is voor de aandeelhouders in de vorm van dividend. De dividendbelasting is 15%.
De NV heeft een maatschappelijk aandelenvermogen van € 1.000.000. Alle aandelen hebben een nominale waarde van € 1.000 per stuk. Notering op de beurs is op dit moment € 1.165 per aandeel. De NV heeft 250 aandelen in portefeuille.
Bereken het dividendpercentage. Rond af op twee decimalen.

Slide 9 - Open question

uitlegfilmpjes hoofdstuk 2
2.2
2.3
2.7
2.5
2.6
2.4

Slide 10 - Slide

2.6 De reserves
  • winstreserves
  • agioreserve
  • wettelijke reserves
     - reserve geactiveerde kosten

     - herwaarderingsreserve 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

hypothecaire lening
onderhandse lening
achtergestelde lening
voorzieningen lange termijn (par. 3.3)
langlopende leaseverplichtingen (par. 3.4)
obligatielening (par. 3.5)
rekening-courantkrediet
leverancierskrediet (crediteuren)
afnemerskrediet (afnemers betalen vooruit)
voorzieningen korte termijn (par. 3.3)
aflossing van langlopende schuld binnen 1 jaar
te betalen belastingen / sociale premies
koop op afbetaling
huurkoop
vormen van vreemd vermogen

Slide 14 - Slide

3.2 leveranciers - en afnemerskrediet
leverancierskrediet
afnemerskrediet
ontvangen
Credit of Debet?
Credit of Debet?
verstrekt
Credit of Debet?
Credit of Debet?

Slide 15 - Slide


leverancierskrediet
afnemerskrediet
ontvangen
(1)
(3)
verstrekt
(2)
(4)
A
(1) = crediteuren (2) = debiteuren
B
(1) = crediteuren (3) = debiteuren
C
(2) = crediteuren (3) = debiteuren
D
(1) = crediteuren (4) = debiteuren

Slide 16 - Quiz


leverancierskrediet
afnemerskrediet
ontvangen
(1)
(3)
verstrekt
(2)
(4)
A
(1) = debetzijde (2) = debetzijde (3) = creditzijde (4) = creditzijde
B
(1) = creditzijde (2) = creditzijde (3) = debetzijde (4) = debetzijde
C
(1) = creditzijde (2) = debetzijde (3) = creditzijde (4) = debetzijde
D
(1) = debetzijde (2) = creditzijde (3) = debetzijde (4) = creditzijde

Slide 17 - Quiz

een bedrijf heeft bij de betaling aan een leverancier de keuze tussen:
- een korting van 0,5% bij betaling binnen een week
- geen korting en betalen binnen 4 weken
Bereken de kosten van het leverancierskrediet
(in procenten op jaarbasis, rond af op twee decimalen zonder leesteken)

Slide 18 - Open question

een bedrijf heeft bij de betaling aan een leverancier de keuze tussen:
- een korting van 0,5% bij betaling binnen een week
- geen korting en betalen binnen 4 weken
Bereken de kosten van het leverancierskrediet
(in procenten op jaarbasis, rond af op twee decimalen zonder leesteken)
ANTW
3 weken krediet kost 0,5% (gemiste korting als je pas na 4 weken betaalt in plaats van na 1 week)
0,5% per 3 weken komt neer op 52 / 3 x 0,5%  = 8,67% op jaarbasis

Slide 19 - Slide

3.3 Voorzieningen
- toekomstige uitgaven waarvan omvang en tijdstip onbekend zijn.
- GEEN schulden maar is bedoeld om toekomstige verliezen naar voren te halen waardoor huidige kosten toenemen.
(schuld: omvang en tijdstip zijn WEL bekend)
- soort potje wat gevormd wordt om toekomstige uitgaven op te vangen

Machine die eens in de 5 jaar moet worden onderhouden, wordt gedurende 5 jaar gebruikt maar zal pas na 5 jaar tot uitgave leiden. Eerlijker om deze uitgaven te spreiden als kosten over alle 5 jaar.

Slide 20 - Slide

- hoofdstuk 4: de activa van de NV


Slide 21 - Slide

4.1 De vaste activa (> 1 jaar)
- materiële vaste activa (tastbaar)
(gebouwen, machines, inventaris, etc.)

- immateriële vaste activa (niet tastbaar, kosten voor meerdere jaren)
(ontwikkelings-, emissie-, oprichtingskosten --> wettelijke reserve)
(goodwill, concessies, vergunningen --> geen wettelijke reserve)

-  financiële vaste activa
(leningen u/g, deelnemingen)
deze kosten zijn niet 'verkoopbaar'
deze kosten zijn WEL 'verkoopbaar'
deze kosten worden 'geactiveerd' en zo over meerdere jaren uitgesmeerd

Slide 22 - Slide

1. Bereken het EV van
deze BV
A
1.800.000
B
2.280.000
C
6.550.000
D
150.000

Slide 23 - Quiz

4.2 vlottende activa (< jaar)
- liquide middelen en geld welke binnen 1 jaar 'vrij' komt
-liquide middelen: bank, kas, effecten, etc.
- < 1 jaar: voorraden, debiteuren, nog te ontvangen bedragen, vooruitbetaalde bedragen, onderhanden werk, etc.

Slide 24 - Slide

vlottende activa
vaste activa
effectenbezit i.v.m. zeggenschap in andere onderneming
belegd geld in actieve aandelen
vergunningen
goodwill
concessies
ontwikkelingskosten
gereed product
onderhanden werk

Slide 25 - Drag question

More lessons like this

H1 t/m H4 herhaling

September 2023 - Lesson with 33 slides
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

FV hfst 2.1 t/m 2.4

September 2023 - Lesson with 12 slides
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

2425 5Vbeco periode 4

April 2025 - Lesson with 21 slides
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Financiering en verslaggeving

January 2021 - Lesson with 23 slides
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

H17 Eigen vermogen

March 2024 - Lesson with 48 slides
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

H2 Eigen vermogen NV

March 2025 - Lesson with 29 slides
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

5V Beco FinVer H1

March 2022 - Lesson with 29 slides
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

oefening toets hst 1

May 2021 - Lesson with 18 slides
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 3
LessonUp
TermsPrivacy StatementCookie StatementContact
English

Our Cookies

We use cookies to improve your user experience and offer you personalized content. By using Lessonup you agree to our cookie policy.

Change settings