Tekstdoelen

8Lezen - tekstdoelen 
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1,2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

8Lezen - tekstdoelen 

Slide 1 - Slide

Tekstdoel
  • Informeren: de lezer krijgt informatie
  • Activeren/overhalen: de lezer moet in actie komen
  • Amuseren: de lezer moet plezier hebben
  • Overtuigen: lezer moet het eens worden met zijn mening
  • Instrueren: instructie geven

Slide 2 - Slide

19 mei TOETS H5+H6 - lezen 
  • H5: het doel van een tekst
  • H6: tekst en afbeeldingen

Slide 3 - Slide

Tekstdoel
  • Informeren: nieuwsbericht, schoolboek
  • Activeren/overhalen: advertentie, uitnodiging
  • Amuseren: leesboek, strip
  • Overtuigen: recensie, betoog
  • Instrueren: recept

Slide 4 - Slide

Quiz......
Je krijgt een aantal teksten te zien. 
Aan jou de vraag: Welk tekstdoel hoort bij de tekst?

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Welk tekstdoel past bij de tekst?
A
overtuigen / mening geven
B
informeren
C
activeren / iets laten doen
D
instrueren / iets leren

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Welk tekstdoel past bij de tekst?
A
activeren / iets laten doen
B
informeren
C
amuseren / vermaken
D
overtuigen / mening geven

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Welk tekstdoel past bij deze tekst?
A
amuseren
B
overtuigen
C
informeren
D
instrueren

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Welk tekstdoel hoort bij deze tekst?
A
overtuigen
B
informeren
C
activeren
D
instrueren

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Welk tekstdoel hoort bij de tekst?
A
informeren
B
amuseren
C
overtuigen
D
instrueren

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

Welk tekstdoel hoort bij deze tekst?
A
activeren
B
informeren
C
amuseren
D
overtuigen

Slide 17 - Quiz

Welk tekstdoel hoort bij deze tekst?
A
overtuigen
B
activeren
C
uitleggen
D
informeren

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Welk tekstdoel hoort bij deze tekst?
A
informeren
B
overhalen
C
instrueren
D
amuseren

Slide 21 - Quiz

Tekst en afbeeldingen

Vaak staan er afbeeldingen bij een tekst, zoals foto’s, tekeningen, schema’s, (land)kaartjes en tabellen. Die afbeeldingen staan er met een bepaald doel:

1: De schrijver wil extra informatie geven, zodat de lezer de tekst beter begrijpt. Hij zet bijvoorbeeld informatie uit de tekst overzichtelijk in een schema of tabel. Of hij laat op een landkaartje zien waar de plek ligt die in de tekst genoemd wordt.
2: De schrijver wil de tekst leuker maken. Hij kiest een afbeelding die bij de tekst past en die de aandacht van de lezer trekt.


Tekst en afbeeldingen

Vaak staan er afbeeldingen bij een tekst, zoals foto’s, tekeningen, schema’s, (land)kaartjes en tabellen. Die afbeeldingen staan er met een bepaald doel:
 
1: De schrijver wil extra informatie geven, zodat de lezer de tekst beter begrijpt. Hij zet bijvoorbeeld informatie uit de tekst overzichtelijk in een schema of tabel. Of hij laat op een landkaartje zien waar de plek ligt die in de tekst genoemd wordt.

2: De schrijver wil de tekst leuker maken. Hij kiest een afbeelding die bij de tekst past en die de aandacht van de lezer trekt.


Slide 22 - Slide

Deze afbeelding staat in
de uitleg bij medicijnen.

Weet jij wat hij betekent?
A
deze pil moet je tijdens het eten innemen
B
deze pil moet je doormidden snijden voordat je hem doorslikt

Slide 23 - Quiz