24-11 3v2 Kapitel 2 Modalverben + Imperativ (Grammatik A + B)

3V Kapitel 2 Grammatik A + B
A) Modale werkwoorden

B) Gebiedende wijs
1 / 51
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

3V Kapitel 2 Grammatik A + B
A) Modale werkwoorden

B) Gebiedende wijs

Slide 1 - Slide

A) Modale werkwoorden

Slide 2 - Slide

Wat zijn "Modalverben" of modale werkwoorden ?
> "Modalverben" zijn hulpwerkwoorden
> Ze geven een andere betekenis aan een werkwoord in de zin. 
Bijvoorbeeld:
Ik werk:  ik zal werken, ik moet werken, ik mag werken......
De betekenis van de zin verandert.


Slide 3 - Slide

''Modalverben" zijn:
  • Veel gebruikte hulpwerkwoorden met een eigen betekenis
  • Krijgen een verandering van klank in enkelvoud
  • Hebben bij ich en bij er sie es  géén uitgang



Slide 4 - Slide

weten
wissen
dürfen
mogen, toestemming
können
kunnen
mögen
lusten, houden van
müssen
moeten, noodzakelijk 
sollen
moeten, bevel
wollen
willen

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

wissen = weten

ich              weiß
du               weißt
er/sie/es  weiß
wir              wissen
ihr               wisst
sie/Sie      wissen
(!) möchten = zou graag willen

ich              möchte
du               möchtest
er/sie/es  möchte
wir              möchten
ihr               möchtet
sie/Sie      möchten

Slide 7 - Slide

Wat helpt bij het leren?
Onthoud de eerste letters van het rijtje werkwoorden
dürfen - können - mögen - müssen - sollen - wollen - wissen

En maak hiermee een voor jou makkelijk te onthouden zin,
bijvoorbeeld:
de klas moet maar snel weg wezen
En verlink deze letters in je hoofd met de Modalverben ....

Slide 8 - Slide

können
dürfen
mögen
wollen
kunnen
mogen
houden van
willen

Slide 9 - Drag question

(dürfen) Altes Glas ......... du nicht wegwerfen
A
durfst
B
darfst
C
dürfst

Slide 10 - Quiz

(sollen) ich ......... mehr Sport treiben
A
solle
B
sollt
C
soll

Slide 11 - Quiz

Wij willen oefenen
A
wir willen
B
wir wollen

Slide 12 - Quiz

Ik moet naar de wc!
A
ich soll
B
ich muss
C
ich müss

Slide 13 - Quiz

Mevrouw Prins houdt van koekjes
A
Frau Prins mögen
B
Frau Prins mag
C
Frau Prins darf
D
Frau Prins magt

Slide 14 - Quiz

Mag jij om twaalf uur thuis zijn vanavond?
A
Darf du...?
B
Magst du...?
C
Dürfst du...?
D
Darfst du...?

Slide 15 - Quiz

Weet jij het antwoord?
A
wisst du...?
B
weißt du...
C
weißst du?
D
willst du?

Slide 16 - Quiz

B) Gebiedende wijs
(Imperativ)

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Toepassing

Met de gebiedende wijs gebieden wij iemand iets te doen!

Beispiel:

Halten Sie!
Steigen Sie ein!
Fahren Sie mich zum Bahnhof!

Slide 19 - Slide

3- vormen

gebiedende wijs- ev

gebiedende wijs- mv

gebied. wijs- beleefdheidsvorm

Slide 20 - Slide

Gebieden wijs e.v

Deze wordt gevormd door de stam van de  -du- vorm te nemen.

Soms met -e bij werkw met een d-t / m-n in de stam

Beispiel:
Antworte, bitte- Atme durch!
Waarom -du vorm?
ich spreche
du sprichst-> geb.wijs enk wordt-> sprich!

Slide 21 - Slide

Gebiedende wijs -mv

Voor deze vorm gebruik je de -IHR vorm

-Sprecht Kinder!

-Hört mich AN (luister naar mij)

-atmet!  (adem!)

(ihr vorm is stam plus -t )

Slide 22 - Slide

Beleefdheidsvorm

Dit is de -u vorm.

Hele werkwoord+ Sie

Dus:

Schlafen Sie,  

Atmen Sie, Herr Aan het Rot



Slide 23 - Slide

samengevat

e.v= stam du- vorm       (Let op! +e bij stam op d/t, m/n)

m.v= ihr- vorm

Beleefdheidsvorm= hele werkwoord+ Sie

Slide 24 - Slide

Mal üben!

Slide 25 - Slide

Beleefdheid (kommen) ...
Komt u naar huis
A
kommt nach Hause
B
kommen Sie nach Hause
C
kommt Sie nach Hause
D
kömmen Sie nach Hause

Slide 26 - Quiz

lassen(=laten)
... mich in Ruhe, Peter!
A
lasst
B
lasse
C
lass
D
lassen Sie

Slide 27 - Quiz

Let op!


Bij een stam op een d,t
krijg je een extra-e
antworten- antwort-> ihr antwort-et

Slide 28 - Slide

warten (=wachten)
Ilse und Erika, .... auf mich!
A
warten
B
wart
C
warst
D
wartet

Slide 29 - Quiz

haben en sein
haben en sein wijken van de regels af.
zie blz 25 van je gramm boekej

Slide 30 - Slide

moeilijker met e-i Wechsel

Slide 31 - Slide

Gebied. wijs ev van "denken"
A
denkt
B
denken Sie
C
denk
D
denkst

Slide 32 - Quiz

gebied. wijs e.v van sprechen
A
sprech
B
sprecht
C
sprich

Slide 33 - Quiz

Gebied wijs mv tragen
A
trägt
B
tragt
C
trage

Slide 34 - Quiz

Gebied. wijs mv winnen
A
gewinnt
B
gewinnen
C
gewinn

Slide 35 - Quiz

gebied. wijs beleefdheid
sprechen
A
spricht
B
sprechen Sie
C
sprechen

Slide 36 - Quiz

gebied. wijs beleefdheidsvorm
denken

A
denken
B
denk
C
denken Sie

Slide 37 - Quiz

Slide 38 - Slide

Verder oefenen 

Slide 39 - Slide

Ihr sollt bald nach Hause kommen.
………… bald nach Hause!

Slide 40 - Open question

Sie sollen bei der Ampel warten.
……………. bei der Ampel!

Slide 41 - Open question

Du sollst die Kinokarten kaufen.
…..…….. die Kinokarten!

Slide 42 - Open question

Sie sollen morgen nochmal anrufen.
................ morgen nochmal an!

Slide 43 - Open question

Ihr sollt jetzt den Koffer packen.
…………………. jetzt den Koffer!

Slide 44 - Open question

Sie sollen den Gast um 8 Uhr wecken!
………………….. den Gast um 8 Uhr!

Slide 45 - Open question

Du sollst mich schlafen lassen.
………………………… mich schlafen!

Slide 46 - Open question

Ihr sollt zuerst nach rechts gehen.
…………………….. zuerst nach rechts!

Slide 47 - Open question

Ihr sollt zuerst nach rechts gehen.
…………………….. zuerst nach rechts!

Slide 48 - Open question

Ihr sollt weniger arbeiten.
……………………. weniger!

Slide 49 - Open question

Du sollst den Lehrer fragen.
……………….. den Lehrer!

Slide 50 - Open question

Fertig?
Oefen met de online grammaticatrainers :-)

Slide 51 - Slide