2TL ét. 6 - passé composé met être 2

Passé composé
Extra oefenen!
1 / 23
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Passé composé
Extra oefenen!

Slide 1 - Slide

Wat weet je nog van de passé composé?

Slide 2 - Open question

De passé composé
In het Nederlands heet het de VTT. 
  1. Je maakt de passé composé door het rijtje avoir of être te gebruiken met daarachter een voltooid deelwoord.
  2. Je maakt het voltooid deelwoord door -ER van het werkwoord te halen en een -É in de plaats te zetten.
  3. Als je het rijtje van être hebt gebruikt, krijgt het voltooid deelwoord een uitgang (e, s of es).

Slide 3 - Slide

Wat moet je doen?
In de komende dia's ga je de passé composé nog een keer oefenen. Je schrijft steeds alle personen op een aparte regel (zie de volgende dia). Het hulpwerkwoord dat je nodig hebt is al gegeven.

Slide 4 - Slide

je
tu
il
elle
nous
vous
ils
elles

Slide 5 - Slide

parler (avoir)

Slide 6 - Open question




het 
goede
antwoord


j'ai parlé
tu as parlé
il a parlé
elle a parlé
nous avons parlé
vous avez parlé
ils ont parlé
elles ont parlé

Slide 7 - Slide

habiter (avoir)

Slide 8 - Open question




het 
goede
antwoord


j'ai habité
tu as habité
il a habité
elle a habité
nous avons habité
vous avez habité
ils ont habité
elles ont habité

Slide 9 - Slide

tomber (être)

Slide 10 - Open question




het 
goede
antwoord


je suis tombé(e)
tu es tombé(e)
il est tombé
elle est tombée
nous sommes tombé(e)s
vous êtes tombé(e)(s)
ils sont tombés
elles sont tombées

Maar hoe dan?
Omdat être nu je hulpwerkwoord is, krijgt tombé steeds een uitgang. Een e als het vrouwelijk is, een s als het meervoud is, haakjes als je het niet weet.
?!

Slide 11 - Slide

rentrer (être)

Slide 12 - Open question




het 
goede
antwoord


je suis rentré(e)
tu es rentré(e)
il est rentré 
elle est rentrée
nous sommes rentré(e)s
vous êtes rentré(e)(s)
ils sont rentrés
elles sont rentrées

Wacht even
Omdat être nu je hulpwerkwoord is, krijgt rentré steeds een uitgang. Een e als het vrouwelijk is, een s als het meervoud is, haakjes als je het niet weet.
?!

Slide 13 - Slide

arriver (être)

Slide 14 - Open question




het 
goede
antwoord


je suis arrivé(e)
tu es arrivé(e)
il est arrivé 
elle est arrivée
nous sommes arrivé(e)s
vous êtes arrivé(e)(s)
ils sont arrivés
elles sont arrivées

Hoe zat het ook weer
Omdat être nu je hulpwerkwoord is, krijgt arrivé steeds een uitgang. Een e als het vrouwelijk is, een s als het meervoud is, haakjes als je het niet weet.
?!

Slide 15 - Slide

donner (avoir)

Slide 16 - Open question




het 
goede
antwoord


j'ai donné
tu as donné
il a donné
elle a donné
nous avons donné
vous avez donné
ils ont donné
elles ont donné

Huh
Nu is het hulpwerkwoord weer avoir. Daarom krijgt donné geen uitgang, want dat is alleen als het hulpwerkwoord être is.
?!

Slide 17 - Slide

trouver (avoir)

Slide 18 - Open question

monter (être)

Slide 19 - Open question

chercher (avoir)

Slide 20 - Open question

aller (être)

Slide 21 - Open question

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 22 - Open question

Wat vind je nog lastig?

Slide 23 - Open question