1.4 Help, de prijzen stijgen!

H1 Inkomen en welvaart
1.4 Help, de prijzen stijgen!
1 / 26
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

H1 Inkomen en welvaart
1.4 Help, de prijzen stijgen!

Slide 1 - Slide

Herhaling 1.3
  • Je leerde in deze paragraaf:
  • waarom het nodig is om prioriteiten te stellen
  • wat het betekent dat de meeste goederen schaars zijn
  • wat het verschil is tussen welvaart en welzijn
  • hoe je prijsveranderingen in procenten kunt laten zien

Slide 2 - Slide

wat gaan we doen vandaag?
Herhalen 1.3 + nakijken
Leerdoelen 1.4
Uitleg/aantekening 1.4 deel 1
Zelfstandig aan het werk
Uitleg/aantekening 1.4 deel 2
Zelfstandig aan het werk
Afsluiten

Slide 3 - Slide

1.4 Help, de prijzen stijgen!
Leerdoelen
  • Ik kan het verband uitleggen tussen inflatie en koopkracht. 
  • Ik kan het verschil tussen nominaal en reëel inkomen uitleggen.
  • Ik kan oorzaken van inflatie opsommen.
  • Ik kan het CPI berekenen.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

1.4 Help, de prijzen stijgen!
Koopkracht en inflatie
  • Koopkracht is de hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kan kopen.
  • Inflatie is een algemene prijsstijging van goederen en diensten.
  • Deflatie is een algemene prijsdaling van goederen en diensten.

Bij inflatie kan ik met dezelfde hoeveelheid geld minder goederen en diensten kopen. Als mijn inkomen niet veranderd, daalt mijn koopkracht.

Slide 7 - Slide

1.4 Help, de prijzen stijgen!
Nominaal en reëel inkomen
Met nominaal inkomen bedoelen we het inkomen dat je in euro's verdient.
  • Stijgt je nominaal inkomen procentueel meer dan de inflatie, dan stijgt je koopkracht.
      voorbeeld
      Mijn nominaal inkomen stijgt met 3 %. De inflatie bedraagt 2%. Mijn koopkracht stijgt met 1%.

  • Stijgt je nominaal inkomen procentueel minder dan de inflatie, dan daalt je koopkracht.
      voorbeeld
      Mijn nominaal inkomen stijgt met 1%. De inflatie bedraagt 2%. Mijn koopkracht daalt met 1%.

Slide 8 - Slide

1.4 Help, de prijzen stijgen!
Nominaal en reëel inkomen
Bij het reëel inkomen hou je wel rekening met de gevolgen van inflatie voor je inkomen.

reëel inkomen = stijging in % nominaal inkomen - inflatie in %

voorbeeld
  • Je inkomen stijgt met 2,5%. De inflatie is 2%. De reëele stijging van je inkomen is 0,5%. 
  • Je inkomen stijgt met 1,8%. De inflatie is 2%. De reëele daling van je inkomen is - 0,2%.

Slide 9 - Slide

inkomensstijging > prijsstijging
koopkracht neemt toe
inkomensstijging < prijsstijging
koopkracht neemt af

Slide 10 - Slide

1.4 Help, de prijzen stijgen!
Prijscompensatie
Als je inkomen er procentueel evenveel op vooruit gaat als de hoogte van de inflatie, blijft je reëele inkomen gelijk. Er is sprake van prijscompensatie.

ter verduidelijking
Je verdient dus wel meer geld, maar je kan exact evenveel kopen als daarvoor. Je koopkracht blijft dus gelijk.

Slide 11 - Slide

1.4 Help, de prijzen stijgen!
Loon prijsspiraal





Wanneer het loon van werknemers stijgt, dan stijgen de productiekosten, dus passen bedrijven de prijs aan. Dit noemen we de loon prijsspiraal.
loonstijging
stijging kosten
prijsstijging
loonstijging
stijging kosten
prijsstijging

Slide 12 - Slide

1.4 Help, de prijzen stijgen!
Oorzaken inflatie
  • loon prijsspiraal (hogere lonen)
  • stijging prijs grondstoffen (bv. wereldwijd tekort aan bouwmaterialen)
  • meer vraag naar het product
  • minder aanbod van het product
  • hogere belastingen

Slide 13 - Slide

weging
indexcijfer
wonen en recreatie
108,5
vervoer en communicatie
103,9
voeding en drank
105,8
diverse goederen en diensten
108,0
recreatie en cultuur
106,7
...
...
....
totaal

Slide 14 - Slide

weging
indexcijfer
wonen en recreatie
25
108,5
vervoer en communicatie
15
103,9
voeding en drank
12
105,8
diverse goederen en diensten
11
108,0
recreatie en cultuur
10
106,7
...
...
....
totaal
100

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

1.4 Help, de prijzen stijgen!
Samengesteld gewogen indexcijfer 
  • Het CPI is samengesteld uit verschillende artikelgroepen.
  • Niet elke artikelgroep weegt even zwaar op het gezinsbudget.
      bv. uitgaven voor woning en energie wegen zwaarder dan uitgaven voor recreatie.
  • Bij het samengesteld gewogen indexcijfer houdt men hier rekening mee. 

gewogen indexcijfer per artikelgroep = indexcijfer x weging

Slide 17 - Slide

weging
indexcijfer
gewogen indexcijfer
wonen en recreatie
25
108,5
2.712,5
vervoer en communicatie
15
103,9
1.558,5
voeding en drank
12
105,8
1.269,6
diverse goederen en diensten
11
108,0
1.188,0
recreatie en cultuur
10
106,7
1067,0
...
...
....
...
totaal
73
(totaal : aantal wegingen) = 7795,60 : 73 = 106,8 (afgerond)
x
x
x
x
=
=
=
=
=

Slide 18 - Slide

1.4 Help, de prijzen stijgen!
CPI - berekenen
Het CPI is het samengesteld gewogen indexcijfer.

  1. Vermenigvuldig het indexcijfer van iedere artikelgroep met de bijbehorende wegingsfactor.​
  2. Tel alle uitkomsten van stap 1 bij elkaar op.​
  3. Deel je uitkomst van stap 2 door het totaal van alle wegingen. ​
  4. Je uitkomst is het consumentenprijsindexcijfer.



Slide 19 - Slide

Aan het werk!
Maken de opdrachten van paragraaf 1.4

Slide 20 - Slide

Afsluiten

Slide 21 - Slide


Leerdoelen waren voor mij duidelijk.
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

Kan je oorzaken van inflatie noemen?
Ja
Nee
Ik moet hier nog op studeren

Slide 23 - Poll

Kan je het cpi en de inflatie berekenen.
Ja
Nee
Ik moet hier nog op studeren

Slide 24 - Poll

Kan je uitleggen wat gevolgen van inflatie zijn
Ja
Nee
Ik moet hier nog op studeren

Slide 25 - Poll

Kan je uitleggen hoe lonen en prijzen elkaar
beïnvloeden.
Ja
Nee
Ik moet hier nog op studeren

Slide 26 - Poll