les 2 politiek

Les 2 Politiek
Je  gaat vandaag een aantal quizvragen doorlopen over het onderwerp politiek.

  • Donderdag toets politiek
  • Leren theorie Politiek  ( bestaat uit drie  Lesson Up ( staan onder planner Onderwerp Politiek)


1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Les 2 Politiek
Je  gaat vandaag een aantal quizvragen doorlopen over het onderwerp politiek.

  • Donderdag toets politiek
  • Leren theorie Politiek  ( bestaat uit drie  Lesson Up ( staan onder planner Onderwerp Politiek)


Slide 1 - Slide

Prinsjesdag
Op Prinsjesdag rijdt de Koning in de Glazen Koets naar de Ridderzaal

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Beluister onderstaande film goed
De informatie die hierin in voorkomt komen terug in de toets. Daarnaast worden er een aantal quizvragen over gesteld.

Slide 4 - Slide

 

Prinsjesdag
Elke derde dinsdag van september is het Prinsjesdag. Op die dag maakt de regering haar plannen bekend voor het komende jaar. De koning houdt een toespraak waarin hij de plannen uitlegt. Die toespraak heet de troonrede.

Hoe ziet de dag eruit?
Koning Willem-Alexander vertrekt in de Glazen Koets vanaf Paleis Noordeinde, het werkpaleis van de koning in Den Haag. Samen met koningin Máxima, zijn broer prins Constantijn en zijn vrouw prinses Laurentien rijdt hij naar het Binnenhof.
Daar wachten ministers en andere politici in de Ridderzaal op de koets. Elk jaar is het weer spannend: welke dame heeft het mooiste of grootste hoedje op?




De koning krijgt de belangrijkste plek, voor in de Ridderzaal. Daar leest hij de troonrede voor. Die begint altijd met ‘Leden van de Staten-Generaal…’.
terug naar Paleis Noordeinde. Vanaf het balkon zwaaien de koning en koningin nog even naar het publiek. 
Samenvatting

Slide 5 - Slide

De minister van Financiën geeft op Prinsjesdag een koffertje aan de Tweede Kamer. Wat zit er in dit koffertje?
A
De troonrede
B
De troonrede en de rijksbegroting
C
De rijksbegroting
D
De rijksbegroting en de miljoenennota

Slide 6 - Quiz

Wat is de troonrede?
A
Plannen van de regering voor het komende jaar
B
Evalueren van het afgelopen jaar
C
Een gedicht van de koning
D
De eerste en tweede kamer

Slide 7 - Quiz

Hoe noemen we de toelichting op de rijksbegroting waarin de regering uitlegt welke keuzes zij gemaakt heeft?
A
Begrotingstekort
B
Miljoenennota
C
Staatsschuld
D
Troonrede

Slide 8 - Quiz

De rijksbegroting is een overzicht van:
A
alle verwachte inkomsten en uitgaven
B
alle verwachte begrotingen in een land
C
alle begrotingen van alle ministers
D
de staatsschuld

Slide 9 - Quiz

Ridderzaal

Slide 10 - Slide


 Na Prinsjesdag wordt in de Tweede Kamer gedebatteerd over de begroting. Hoe heet dit debat?
A
Politieke Beschouwingen
B
Financiële Beschouwingen
C
Algemene Beschouwingen
D
Parlementaire Beschouwingen

Slide 11 - Quiz

Wie zijn de leden van de Staten-Generaal?
A
De leden van de Eerste Kamer
B
De leden van de Tweede Kamer
C
De leden van de Eerste en de Tweede Kamer
D
De hofhouding van de koning

Slide 12 - Quiz


Wat houdt parlementaire onschendbaarheid in? 
A
Een Tweede Kamerlid kan nergens voor worden vervolgd
B
Een Tweede Kamerlid kan niet voor uitspraken worden vervolgd
C
Een Tweede Kamerlid kan niet worden vervolgd voor uitspraken in kamervergaderingen
D
Ministers zijn verantwoordelijk voor wat Kamerleden zeggen

Slide 13 - Quiz

is de leider van de groep ministers
zit in de regering en is verantwoordelijk voor 1 bepaalde taak
Een groep mensen die dezelfde ideeen hebben over hoe het land gereerd moet worden. 
Is het dagelijks bestuur van het land. 
Plaats in de Eerste of Tweede Kamer
Groep van 150, door het volk gekozen, mensen. Ze controleren de regering en keuren wetten goed of af. 
minister
minister president
regering
politieke partij
Zetel
Tweede Kamer

Slide 14 - Drag question

In welke plaats in Nederland vind Prinsjesdag plaats ?
A
Amsterdam
B
Arnhem
C
Den Haag
D
Rotterdam

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Video

Bij een begrotingstekort verwacht de overheid ...
A
Meer inkomsten dan uitgaven
B
Meer uitgaven dan inkomsten

Slide 17 - Quiz

Een staatsschuld ontstaat door in de jaren met een begrotingstekort:
A
geld uit te geven
B
geld te lenen
C
geld te sparen
D
geld te hebben

Slide 18 - Quiz

Bij een begrotingsoverschot verwacht de overheid ...
A
Meer inkomsten dan uitgaven
B
Meer uitgaven dan inkomsten

Slide 19 - Quiz

Wat kan het gevolg zijn voor de burgers als het begrotingstekort van de overheid daalt?
A
Ze moeten meer belasting betalen
B
Ze hoeven minder belasting te betalen

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Link