Lezen les 1

Tekstopbouw en verbanden

1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Tekstopbouw en verbanden

Slide 1 - Slide

Planning
Lesdoelen
Theorie aan de hand van vragen behandelen
Werken in groepjes

Slide 2 - Slide

Lesdoelen van deze week
Aan het einde van deze lessenserie..
  • ... kun je signaalwoorden voor opsomming, tegenstelling en voorbeeld herkennen in een tekst.
  • .. kun je zins- en alineaverbanden benoemen.
  • ... kun je een kernzin formuleren met behulp van verschillende zinnen uit een alinea

Slide 3 - Slide

Wat weet je nog over
de tekstopbouw van een
zakelijke tekst?

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Slide

Wat is het doel van een inleiding?

Slide 6 - Open question

Welke vier manieren van inleiden ken je?

Slide 7 - Open question

Welke functie heeft een middenstuk?

Slide 8 - Open question

Kernzinnen, hoofdzaken en bijzaken horen bij het middenstuk. Waarom?

Slide 9 - Open question

Wat is een kernzin?

Slide 10 - Open question

Werken in groepjes
Bladzijde 149
Opdracht 1  en opdracht 2 - herhaling van de theorie


Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Planning
Lesdoelen
Theorie aan de hand van vragen behandelen
Werken in groepjes

Slide 13 - Slide

Lesdoelen van deze week
Aan het einde van deze lessenserie..
  • ... kun je signaalwoorden voor opsomming, tegenstelling en voorbeeld herkennen in een tekst.
  • .. kun je zins- en alineaverbanden benoemen.
  • ... kun je een kernzin formuleren met behulp van verschillende zinnen uit een alinea

Slide 14 - Slide

Waar denk jij aan bij
tekstverbanden?

Slide 15 - Mind map

Lezen B3: tekstverbanden
Je hebt twee soorten verbanden:
- Zinsverbanden: zinnen die met elkaar in verbinding staan
- Alineaverbanden: alinea's die met elkaar in verbinding staan

Verbanden herken je aan signaalwoorden of groepjes signaalwoorden.  Soms moet je goed de inhoud van een alinea lezen om het verband te ontdekken.

Slide 16 - Slide

Uitspraak-opsomming
Verschillende dingen die bij elkaar horen, worden opgenoemd.

Ook, verder, bovendien, daarnaast, ten eerste..., ten tweede..., en

Slide 17 - Slide

Uitspraak-tegenstelling
Het tegenovergestelde van elkaar wordt beweerd.

Maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds... anderzijds

Slide 18 - Slide

Uitspraak-voorbeeld
Er wordt een voorbeeld van een uitspraak / bewering genoemd.

Zoals, bijvoorbeeld, zo

Slide 19 - Slide

Wat is het signaalwoord?
Ik wilde graag gaan sporten, maar ik moest huiswerk maken.
A
ik
B
maar
C
moest
D
maken

Slide 20 - Quiz

Welk verband geeft 'maar' aan?
A
uitspraak-opsomming
B
uitspraak-voorbeeld
C
uitspraak-tegenstelling

Slide 21 - Quiz

Welk verband herken je in de volgende zin?
Wij hebben diverse sporten gedaan. Eerst hebben we gevoetbald, daarnaast gevolleybald en tot slot gebasketbald.
A
uitspraak-opsomming
B
uitspraak-voorbeeld
C
uitspraak-tegenstelling

Slide 22 - Quiz

Welk verband herken je in de volgende zin?
Wij hadden betere dingen te doen, zoals een potje FIFA.
A
uitspraak-opsomming
B
uitspraak-voorbeeld
C
uitspraak-tegenstelling

Slide 23 - Quiz

Zelfstandig werken
Bladzijde 152 - opdracht 3

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide