Leesvaardigheid hoofdstuk 5

Leesvaardigheid hf. 5
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Leesvaardigheid hf. 5

Slide 1 - Slide

Herhaling leesvaardigheid hf. 1 t/m 4

Na deze dia volgen een paar vragen om te checken wat je nog weet van de vorige hoofdstukken.

Slide 2 - Slide

Als ik let op de titel, tussenkopjes, illustraties en opvallende woorden, dan lees ik:
A
globaal
B
oriënterend
C
zoekend

Slide 3 - Quiz

Een tekst bestaat uit meerdere deelonderwerpen.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Als je de eerste en laatste zin van een alinea leest, dan lees je:
A
oriënterend
B
zoekend
C
globaal

Slide 5 - Quiz

Bij de volgende manieren van lezen hoef je niet de hele tekst te lezen:
A
oriënterend
B
zoekend
C
globaal
D
oriënterend, zoekend, globaal

Slide 6 - Quiz

In welk deel van de tekst maak je kennis met het onderwerp?
A
inleiding
B
middenstuk/kern
C
slot

Slide 7 - Quiz

Wat is een anekdote?
A
de hoofdgedachte van de tekst
B
een ander woord voor deelonderwerp
C
een grappig verhaaltje

Slide 8 - Quiz

Wat moet je kennen en kunnen na deze les?

Na deze les kun je het doel van een tekst herkennen.

Slide 9 - Slide

Het doel van een tekst


De schrijver van een tekst wil iets bij de lezer bereiken. Hij wil bijvoorbeeld iets aan de lezer uitleggen of hij wil dat de lezer iets gaat doen. De tekst die hij schrijft heeft dus altijd een doel.

Slide 10 - Slide

Tekstsoorten
Er zijn verschillende tekstsoorten en deze kunnen een ander doel hebben. Voorbeelden van tekstsoorten zijn:
krantenbericht, verslag, folder, stripverhaal, column, brief, artikel, recept, gebruiksaanwijzing, bijsluiter, recensie, verhaal enz.

Slide 11 - Slide

Informeren
Soms wil een schrijver dat je iets te weten komt. Hij geeft je dus informatie over een bepaald onderwerp.

Voorbeelden van tekstsoorten die informatief zijn:
krantenbericht, verslag van een sportwedstrijd, folder

Slide 12 - Slide

Instrueren
Soms wil een schrijver dat je weet hoe je iets moet doen. Hij geeft in stappen uitleg hoe je een bepaalde taak moet aanpakken. Je volgt dan een instructie.

Voorbeelden van tekstsoorten zijn:
hoofdstuk uit een leerboek, recept, gebruiksaanwijzing

Slide 13 - Slide

Activeren
Een schrijver kan proberen je overhalen iets te doen. Hij wil je in beweging brengen, dus activeren.

Voorbeelden van tekstsoorten zijn:
reclametekst, uitnodiging, advertentie

Slide 14 - Slide

Overtuigen
De schrijver wil zijn mening geven en deze onderbouwt hij met argumenten. Hij wil daarmee bereiken dat jij zijn mening overneemt.

Voorbeelden van tekstsoorten:
recensie (beoordeling) van film, boek of cd

Slide 15 - Slide

LET OP!
De tekstdoelen overtuigen en overhalen worden vaak door elkaar gehaald. Onthoud dat een schrijver je pas probeert over te halen als hij wil dat je iets gaat doen. Dit kun je vaak zien aan woorden zoals: koop nu, word lid, doneer geld, abonneer je nu, kom langs enz.
Bij overtuigen gaat het slechts om het onderbouwen van een mening in de hoop dat jij hetzelfde gaat denken, maar je hoeft geen echte actie te ondernemen.

Slide 16 - Slide

Amuseren
De schrijver wil je vermaken met zijn tekst.


Voorbeelden van tekstsoorten:
verhaal, strip

Slide 17 - Slide

Huiswerk week 12
Leesvaardigheid hf. 5
Opdracht 1 t/m 5
Voor vragen kun je me mailen op het volgende e-mailadres: m.voss@carmelhengelo.nl

Slide 18 - Slide