Week 5: Les 2

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Semaine 5: Cours 2

Programme

- Révision

- Les objectifs d'apprentissage

- Être

- Le plattegrond

- Les mots

- Devoirs

Révision

1. Kan je zeggen waar je woont

2. Kan je de ruimtes in jouw huis beschrijven

Vertaal: 'Waar woon jij?'

Vertaal: 'Ik woon in Hilversum'.

La chambre

L'entrée

Le salon

La salle de bain

La cuisine

sur

1. naast
2. op
3. in
4. achter

à côté de

1. in
2. naast
3. links van
4. rechts van

Être (=zijn)

Ik ben --> Je suis

Jij bent --> Tu es

Hij/zij is --> Il/elle est

Wij zijn --> Nous sommes

Jullie zijn --> Vous êtes

Zij zijn --> Ils/elles sont

Les objectifs d'apprentissage

1. Je snapt het werkwoord 'être'

2. Je kan een Franse plattegrond maken van jouw huis

3. Je kent nieuwe woorden uit de woordenlijst

Un plan de la maison

- Maak een plattegrond van je eigen huis en benoem minimaal 12 objecten/ruimtes in het Frans.

- Objecten/ruimtes die je nog niet kent zoek je op in een woordenboek of vraag je.

- Heb je de plattegrond af dan ga je proberen ruimte te beschrijven, maak ongeveer 10 zinnen.

Bijvoorbeeld. De lamp staat naast de bank > La lampe est à côté de la canapé.

Les mots

Quizzzzzz!