T5 B2 en 3 HV

• Biologie
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

B2 en 3 functies skelet, bouw botten

• Zitten volgens de plattegrond
• Spullen op tafel

       Boek, werkboek, schrift

• Tas van tafel
• Lees blz. 11 t/m 15

Kennen/Kunnen

• Ik kan de 4 functies van het skelet opsommen en herkennen.
• Ik kan 3 verschillende soorten poten herkennen en benoemen
• Ik kan uitleggen welke stof een bot stevig maakt
• Ik kan uitleggen welke stof een bot (een beetje) buigzaam maakt.
• Ik kan uitleggen wat het nut van kraakbeen is in iemand zijn lichaam.
• Ik weet hoe de bouw van botten verandert gedurende het leven van een mens

Wat gaan we doen?

• Korte herhaling
• Functies van het skelet
• Op je tenen lopen
• Bouw van een bot
• Tijd voor hw
  
• Afsluiten

Welke botten komen voor in de arm?

1. opperarmbeen en kuitbeen
2. ellepijp en dijbeen
3. kuitbeen en scheenbeen
4. ellepijp en spaakbeen

Welk bot zit sluit aan op de lendenwervels?

1. Heiligbeen
2. Schouderblad
3. Knieschijf
4. Rib

Wat is het nut van een skelet?

Functies

Het skelet heeft 4 functies:

1. Geeft stevigheid
2. Maakt beweging mogelijk
3. Beschermt organen
4. Geeft vorm aan je lichaam

Ledematen en lopen

Zoogdieren hebben vergelijkbare botten in hun skelet.

Ze worden verschillend gebruikt bij lopen.

• Zoolganger: staat op de hele voet
• Teenganger: staat alleen op de tenen
• Topganger: staat alleen op de nagels (meestal hoeven)

Een beer is een ..

1. Zoolganger
2. Teenganger
3. Topganger

Een kat is een ..

1. Zoolganger
2. Teenganger
3. Topganger

Een olifant is een ..

1. Zoolganger
2. Teenganger
3. Topganger

Een hamster is een ..

1. Zoolganger
2. Teenganger
3. Topganger

Kalkzouten

Botten bestaan voor een deel uit kalkzouten.

• Kalk is hard/stevig
• Kalk buigt slecht

Lijmstof

Botten bestaan voor een deel uit lijmstof

• Lijmstof is buigbaar
• Lijmstof is niet heel stevig

Ga aan de slag met:

• Lezen blz. 11 t/m 15
• Maken Opdr. 7 t/m 12 blz. 10

         10 overslaan

Klaar met het bovenstaande?

• Verder werken/lezen
• Samenvatten
• Ander huiswerk
• Boek lezen

Zs = Werken in stilte

• Geen vinger opsteken
• Aan het werk
• Stil en stoor niemand
• Blijf op je plek

Ga aan de slag met:

• Lezen blz. 11 t/m 15
  
• Maken Opdr. 7 t/m 12 blz. 10
  

         10 overslaan 

Klaar met het bovenstaande?

• Verder werken/lezen
• Samenvatten
• Ander huiswerk
• Boek lezen

Zf = Werken met fluisteren

• Geen vinger opsteken
• De docent komt langs
• Aan het werk
• Fluister alleen met de persoon naast je
• Blijf op je plek