Expliciete directe instructie

1 / 44
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnHBOStudiejaar 4

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Directe instructie

Slide 2 - Mind map

Opdracht 1
• Schrijf op wat je vandaag allemaal hebt gedaan tijdens de rekenles, in chronologische volgorde.
• Schrijf op wat het doel van je rekenles was.
• Noteer achter de activiteiten (vraag 1) een D als deze activiteit een directe relatie had met het behalen van je lesdoel.
• Bespreek in tweetallen de uitkomst:
- Wat is de verhouding tussen doelgerichte en niet-doelgerichte activiteiten?
- Met welke bedoeling heb je de niet-doelgerichte activiteiten met jouw leerlingen gedaan?



Slide 3 - Slide

Opdracht 1
• Hebben jouw leerlingen het lesdoel behaald?
• Hoe weet je dat?
• Waren er leerlingen bij die het lesdoel niet gehaald hebben?
• Wat heb je daarmee gedaan?
• Wat heb je daarmee gedaan?

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Controle van begrip (Cvb)
Je stelt cvb-vragen 
• over het lesdoel dat je met de kinderen deelt,  
• tijdens het activeren van de voorkennis,
• tijdens de uitleg van de leerstof,
• tijdens de begeleide inoefening en
• tijdens de lesafsluiting.

Cvb-vragen kunnen alleen maar gaan over dat wat je ervoor het onderwezen.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Met welk doel stel je controle van begrip-vragen?

Slide 8 - Open question

Denktijd: Schoudermaatjes-overleg
Willekeurige beurten: Beurtenstokjes
Antwoorden monitoren: Wisbordjes, Lessonup/Mentimeter/Kahoot

Slide 9 - Slide

Feedback
1. Ik herhaal het goede antwoord.
2. Ik vul aan en benoem het goede antwoord voor de hele groep.
3. Bij een fout antwoord op weg helpen en zeggen ‘ik kom zo bij je terug’. Na een goed antwoord van een andere leerling te hebben gehoord, nog eens de beurt geven.
Complimenteren bij goed antwoord. 
Bij fout antwoord voorzeggen en letterlijk laten herhalen. Op de lijst zetten voor de verlengde instructie.
4. Als twee leerlingen een fout antwoord geven, opnieuw instructie geven.

Slide 10 - Slide

Lesdoel
* Doelgericht i.p.v. activiteitgericht
* Alle leerlingen krijgen de kans om succesvol mee te doen 
* Controle van het resultaat
* Duidelijkheid
* Haalbaar hoger niveau

Slide 11 - Slide

Lesdoel
Concept
(hoofdgedachte, zelfstandig naamwoord)

Vaardigheid
(techniek, werkwoord)

Context
(situatie, niet altijd benoemd)
 

Slide 12 - Slide

Voorbeeld
Ik kan een samenvatting van een krantenartikel schrijven

Concept: 
Vaardigheid:
Context:

Slide 13 - Slide

Voorbeeld
Wat is er mis?

Kinderen leren de letter S 

Slide 14 - Slide

Opdracht 2
Ik kan driehoeken herkennen tussen andere vormen.
- Concept:
- Vaardigheid:
- Context:

Ik kan de gemiddelde snelheid van een voertuig berekenen.
- Concept:
- Vaardigheid:
- Context:


Slide 15 - Slide

Ik kan de coördinaten van een schip aflezen bij het spel Zeeslag.
- Concept:
- Vaardigheid:
- Context:


Ik kan de waarden van enkelvoudige romeinse cijfers aangeven.
- Concept:
- Vaardigheid:
- Context:

Ik kan de buurgetallen opzoeken van getallen t/m 10 m.b.v de getalrij.
- Concept:
- Vaardigheid:
- Context:






Ik kan uitleggen wat de overeenkomsten en verschillen zijn tussen scharreleieren en biologische eieren. 
- Concept:
- Vaardigheid:
- Context:

Slide 16 - Slide

Opdracht 3
Neem de handleiding van rekenen voor je opengeslagen op de volgende rekenles die je gaat geven.

- Bekijk de beschreven doelen.
- Welke doelen zijn nieuw voor de leerlingen?

- Welk doel zou je kiezen als lesdoel? 
Kun je eventueel meerdere doelen combineren tot één nieuw doel?
Let hierbij goed op de verwerkingsopdrachten uit het werkboek.

- Onderstreep het concept (rechte lijn) en de vaardigheid (golflijntje).  

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Tot nu toe...
Voortdurend controleren van begrip
Denk hierbij aan:
- Het bieden van denktijd (schoudermaatjesoverleg)
- Het geven van willekeurige beurten (m.b.v. beurtenstokjes)
- Het monitoren van de antwoorden (d.m.v. wisbordjes)
Het geven van feedback gericht op succes 
1. Goede antwoord herhalen
2. Incompleet antwoord aanvullen en het goede antwoord voor de hele groep benoemen.
3. Bij een fout antwoord op weg helpen en zeggen ‘ik kom zo bij je terug’. Na een goed antwoord van een andere leerling te hebben gehoord, nog eens de beurt geven.  Complimenteren bij goed antwoord.  
4. Bij fout antwoord voorzeggen en letterlijk laten herhalen. Op de lijst zetten voor de verlengde instructie.
5. Als twee leerlingen een fout antwoord geven, opnieuw instructie geven.
Lesdoel
Concept, vaardigheid, context

Slide 19 - Slide

Het delen van het lesdoel met de leerlingen
1. Presenteer het lesdoel (op het bord, op een werkblad)
2. Leerlingen laten praten over het lesdoel (warming up): Aan elkaar vertellen
3. Controle van begrip 

Denk bij het delen van het lesdoel aan:
- Visuele ondersteuning
- Klassikaal hardop lezen van het doel
- Moeilijke woorden expliciet laten uitspreken en bespreken

Slide 20 - Slide

Voorbeeld
Lesdoel: Ik kan getallen t/m 10 splitsen

Slide 21 - Slide

Geef (positieve) feedback op het gegeven voorbeeld door je collega (make her or him feel good!)

Slide 22 - Open question

Onderwijzen van het belang van het lesdoel
1. Kies een moment in de les (zo gauw de leerlingen het concept en de vaardigheid begrijpen);
2. Geef verschillende redenen (persoonlijke redenen, van belang voor het 'echte' leven, van belang voor het leren op school);
3. Vraag de leerlingen om aanvullende redenen;
4. Stel CVB-vragen over het belang van het lesdoel.

Slide 23 - Slide

Verschillende redenen
Persoonlijk:
'Als je weet dat 1/8 kleiner is dan 1/4, kun je het grootste stuk taart kiezen';
'Als je de voorrangsregels kent, neem je veiliger deel aan het verkeer';
'Als je de oppervlakte kunt berekenen, weet je hoeveel tegels je moet bestellen bij het aanleggen van je tuin'.

Slide 24 - Slide

Van belang voor het 'echte' leven
'Het is handig om de hoofdsteden van de provincies te kennen zodat je je goed kunt oriënteren als je op reis bent';
'Het is handig om te weten hoe alfabetische volgorde werkt zodat je snel kunt zien of je naam voorkomt op een lijst';
'Als je iets tussen aanhalingstekens ziet staan, weet je dat dit een uitspraak is van iemand'.

Slide 25 - Slide

Van belang voor het leren op school
'Je moet de tafels kennen omdat je in het volgend blok staartdelingen gaat leren maken';
'Je moet snel woorden goed leren lezen, zodat je een goede score op de DMT kunt halen';
'Als ik een zin kan ontleden, dan kan ik later beter een andere taal leren'.

Slide 26 - Slide

Lesdoel: Ik kan de buurgetallen benoemen van de getallen t/m 10
Noem voorbeelden van het belang van dit lesdoel voor het 'echte' leven.

Slide 27 - Open question

Activeren van voorkennis (AVV)
Verbinding tussen wat leerlingen al weten (opgeslagen in het lange termijngeheugen) en de nieuwe leerstof die wordt onderwezen.

Opgeslagen kennis (voorkennis) wordt opgehaald uit het langetermijngeheugen en in het werkgeheugen geplaatst. De nieuwe leerstof kan zo worden vastgehaakt aan reeds aanwezige kennis (een nieuwe verbinding wordt gemaakt).

Laat leerlingen nadenken over het onderwerp (niet het lesdoel) in het algemeen.
Voorbeeld: Bij een les over het berekenen van rentepercentages kun je de leerlingen vragen op de wisbordjes te schrijven (of in woordweb van lesson up) wat ze weten over Sparen.

Belangrijk: Geef eerst zelf een voorbeeld voor je de kinderen naar voorbeelden vraagt.

Slide 28 - Slide

Drie stappen
1. Kiezen welke voorkennis je activeert
- Eigen ervaringen
- Oud leerdoel
Haak aan bij
- Concept
- Vaardigheid

2. Denken en delen
Eigen ervaringen: laten beschrijven/verwoorden (middels wisbordjes of schoudermaatjesoverleg)
Oud leerdoel: CVB-vragen stellen na eerst zelf een voorbeeld te hebben gegeven.

3. Verbinden met de nieuwe leerstof
Expliciet uitleggen wat het verband is tussen wat de leerlingen al weten en wat ze deze les gaan leren.

Slide 29 - Slide

Eigen ervaringen of oud leerdoel
Eigen ervaringen: Laat leerlingen nadenken over hun persoonlijke kennis en ervaringen die verband houden met het lesdoel;

Opfrissen oud leerdoel: Behandel kort een leerdoel dat al eerder is onderwezen en dat nodig is voor het goed kunnen begrijpen van het nieuwe lesdoel. Bijvoorbeeld bij een les over provinciehoofdsteden eerst kort de provincies herhalen.
Stel CVB-vragen.

Slide 30 - Slide

Kies concept of vaardigheid waar je de voorkennis aan gaat koppelen

- Ik kan de belangrijkste vormen van recreatie benoemen die in Drenthe voorkomen;
- Ik kan mijn zelfgeschreven tekst indelen in alinea's;
- Ik kan twee kommagetallen met elkaar vermenigvuldigen.

Slide 31 - Slide

Instructie, de vorm
  1. Uitleggen. Kinderen maken aantekeningen: steekwoorden, kleine stapjes, samenvatting (instructieschrift). 
    2. Voordoen met materiaal. In dienst van het lesdoel en niet te tijdrovend.
    3. Hardop denken/modelen (metacognitief denken): ‘ ik ga nu hardop denken zodat je precies hoort hoe ik het aanpak’ (vast gebaar of vaste (denk)plek). In de ik-vorm. Stel jezelf vragen en beantwoord deze.
Stel cvb-vragen om te controleren of de leerlingen jouw denkstappen hebben kunnen volgen.

Slide 32 - Slide

Welke materialen gebruik je tijdens de rekenles om dingen voor te kunnen doen?

Slide 33 - Open question

Instructie, de inhoud

Strategie onderwijzen concept (zelfstandig naamwoord uit het lesdoel):

- Stel concept vast in het lesdoel 

- Zorg voor geschreven definitie (1 of 2 zinnen) 

- Geef voorbeelden die het concept verduidelijken 

- Geef instructie over het concept (uitleggen, voordoen, hardop denken) 

- Laat leerlingen interacteren met concept (schoudermaatje, aantekeningen, ezelsbruggetjes) 

- Stel cvb vragen over concept op het niveau van herhalen, toepassen, verwoorden 

Slide 34 - Slide

Instructie, de inhoud

Strategie onderwijzen vaardigheid (werkwoord uit het lesdoel) bij procedurele leerstof: 

- Stel vaardigheid vast in lesdoel 

- Zorg voor heldere verdeling in stappen 

- Hardop denken hoe je de stappen toepast 

- Cvb vragen over de vaardigheid 

- Maak verbinding met het concept 


Procedurele leerstof:

Leerlingen moeten een aantal vaste stappen uitvoeren om tot een oplossing te komen. 

Slide 35 - Slide

Instructie, de inhoud

Strategie onderwijzen vaardigheid bij feitelijke leerstof: 

- Deel concept van het lesdoel op in details 

- Kies vorm om details te ordenen (visueel schema, deel uit of laat van het bord overnemen om info te ordenen.) 

- Geef instructie 

- Gebruik geheugensteuntjes en ezelsbruggetjes 

- Stel cvb vragen over details  


Feitelijke leerstof:

Leerlingen moeten feiten en informatie onthouden. 

Slide 36 - Slide

Voorbeeld lessjabloon

Doel:

Ik leer de tafel van 6 door groepjes te maken.

Slide 37 - Slide

Hoe was het ook alweer? 
Wat weet je nog over:
  • Controle van begrip
  • Het geven van beurten
  • Het geven van feedback
  • Bepalen van lesdoel
  • Delen van lesdoel en belang van het lesdoel 
  • Activeren van voorkennis

Slide 38 - Slide

Instructie
  1. Uitleggen (kinderen kunnen aantekeningen maken in een apart 'instructieschriftje').
  2. Voordoen met materiaal (niet te tijdrovend, in dienst van lesdoel).
  3. Hardop denken (modelen: in ik-vorm, doe voor hoe de kinderen moeten denken).
  4. Stel cvb-vragen om te controleren of de leerlingen jouw denkstappen hebben kunnen volgen.

Slide 39 - Slide

Onderwijzen van 
  • Concept (zelfst. nw. uit het doel): Zorg voor definitie in 1 á 2 zinnen, geef voorbeelden, laat kinderen interacteren met het concept.
  • Vaardigheid (ww. uit lesdoel) bij procedures: Stappenplan, hardop voordoen hoe toe te passen, laten oefenen.
  • Vaardigheid (ww. uit lesdoel) bij feiten: Deel concept op in details, orden deze in een schema, gebruik ezelsbruggetjes.

Slide 40 - Slide

Voorbereiden rekenles
A. Doel:
  1. Bepaal het lesdoel (één) met nieuw te leren stof.
  2. Onderstreep het concept en omcirkel de vaardigheid.
  3. Bedenk  vragen die je kunt stellen om er zeker van te zijn dat kinderen weten wat ze vandaag gaan leren.
  4. Welke woorden zijn moeilijk en moeten even toegelicht worden?

B. Activeren van voorkennis (AVV):
  1. Bepaal waarbij je aanhaakt: Concept of vaardigheid.
  2. Bepaal de vorm: Eigen ervaringen van de kinderen delen of opfrissen van oud leerdoel.
  3. Noteer welk voorbeeld je gebruikt en in welke vorm je de kinderen laat nadenken en overleggen (schoudermaatjesoverleg, gebruikmakend van wisbordjes).


Slide 41 - Slide

Voorbereiding rekenles
C. Onderwijzen van concept:
  1. Bepaal de definitie van het concept (zoek evt. op) 
  2. Welk voorbeeld gebruik je om het concept te verduidelijken?
  3. Bedenk CVB-vragen over wat je hierboven hebt onderwezen op het gebied van:
    - Herhalen
    - Toepassen
    - Verwoorden
  4. Welke woorden moeten uitgelegd worden?

D. Onderwijzen van de vaardigheid (afhankelijk van procedurele of feitelijke leerstof):
  1. Bepaal of het in deze les gaat om procedurele of feitelijke leerstof.
  2. Procedure: Noteer welke stappen je wilt aanleren.
    Feiten: Noteer welk schema je hanteert om de details uit het leerdoel te ordenen.
  3. Bedenk CVB-vragen over wat je hierboven hebt onderwezen: Hoe check je of de leerlingen nu weten wat ze móeten weten?
  4. Welke woorden moeten uitgelegd worden?

Slide 42 - Slide

Voorbereiding rekenles
E. Belang van het lesdoel:
  1. Geef verschillende redenen:
    - Persoonlijk.
    - Belang voor het echte leven.
    - Belang voor het leren.
  2. Cvb-vragen: 
    - Vraag leerlingen naar aanvullende redenen.
    - Vraag naar het waarom van het lesdoel.

F. Begeleide inoefening en lesafsluiting: 
  1.  Bekijk de opdrachten van de zelfstandige verwerking.
  2. Bepaal het niveau van deze opdrachten en kies het moeilijkste niveau.
  3. Bepaal opdrachten voor de begeleide inoefening die aansluiten bij het moeilijke niveau van de zelfstandige verwerking.
    Zorg voor veel verschillende oefeningen zodat je iets achter de hand hebt mochten de leerlingen meer tijd nodig hebben. 
  4. Lesafsluiting: Welke opdrachten wil je checken (middels de wibordjes) i.v.m. het halen van jouw lesdoel?

Slide 43 - Slide

Voorbereiding rekenles
G. Zelfstandige verwerking:
  1. Bepaal welke oefenstof (uit de methode) de leerlingen moeten doen om zich de inhoud van het lesdoel eigen te maken.
  2. Bepaal het extra werk voor snelle leerlingen.
  3. Welke regels gelden er tijdens het zelfstandig werk?
    - Stemvolume?
    - Samenwerking?
    - Beschikbaarheid leerkracht?
    - Duur van de zelfstandige verwerktijd?

Slide 44 - Slide