Het menselijk lichaam - De bloedsomloop

Het menselijk lichaam-de bloedsomloop
1 / 24
next
Slide 1: Slide
BiologieBasisschoolGroep 5-8

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Het menselijk lichaam-de bloedsomloop

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al van de bloedsomloop van het menselijk lichaam?

Slide 2 - Open question

This item has no instructions

Doelen van deze les:
*We weten wat de grote en kleine bloedsomloop is.
*We weten welke stoffen er in het bloed zitten en wat ze doen.
*We weten wat de taak van het bloed is.

Het menselijk lichaam-de bloedsomloop

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Bloedsomloop

2 bloedsomlopen:

  • Kleine bloedsomloop
  • Grote bloedsomloop

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Grote bloedsomloop
Kleine bloedsomloop
Dubbele bloedsomloop

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Het hart
Je ziet hier het buitenaangezicht van het hart.

Het hart = een holle spier

Om het hart lopen kransslagaders om zuurstof en voedingsstoffen aan het hart te geven.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

In de afbeelding is een lengte doorsnede van een schematisch hart weergegeven. 
Sleep de onderdelen naar het hart.
Rechterboezem
Rechterkamer
Linkerboezem
Linkerkamer

Slide 7 - Drag question

This item has no instructions

Slide 8 - Video

This item has no instructions

Hoeveel liter bloed heeft een gemiddelde volwassene in zijn lichaam?
A
2 à 4 liter
B
4 à 6 liter
C
3 à 5 liter
D
5 à 7 liter

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Uit welke onderdelen bestaat de bloedsomloop
A
Hart
B
Bloedvaten
C
Hart, bloedvaten en longen
D
Hart en bloedvaten

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Functie bloed
Bloed vervoert stoffen:
  • voedingsstoffen
  • afvalstoffen
  • zuurstof
  • koolstofdioxide


Waarom is dit nodig?
  • Verdelen van voedingsstoffen en zuurstof over weefsels
  • Afvalstoffen naar nieren en longen brengen

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Bloedcellen
Rode bloedcellen:
Vervoeren zuurstof, geven kleur aan je bloed
Witte bloedcellen:
Beschermen je lichaam tegen ziekteverwekkers
Bloedplaatjes:
Zorgen dat het bloed stolt om een korstje te maken.
Bloedcellen leven niet lang, daarom worden er in het rode beenmerg steeds nieuwe gemaakt.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Bloed is een transport middel, wat vervoert het
A
Zuurstof
B
Koolstofdioxide
C
Zuurstof en voedingsstoffen
D
Zuurstof, koolstofdioxide, afvalstoffen en voedingsstoffen

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Bloedvaten
3 soorten bloedvaten:
  • slagaders,
  • haarvaten,
  • aders.

Het hart pompt bloed door de bloedvaten.

De namen van de bloedvaten komen vaak van de organen waar ze naartoe of vandaan lopen.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Aders hebben ....... kleppen
A
wel
B
geen

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Bloedvaten
Bloedvat
Bloeddruk
Wand
Weetje
Slagader
Hoog
Dik, gespierd, elastisch
Hartslag
Haarvat
Laag
Dun
Stofwisseling
Ader
Laag
Dun en minder elastisch
Geen hartslag, blauwe strepen, aderkleppen

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Haarvaten
Slagaders
Aders
Hebben een stevige wand.
Hierdoor stroomt het bloed altijd naar het hart toe.
Hierdoor stroomt het bloed altijd van het hart af.
Heeft kleppen
Heeft een wand van 1 cellaag dik en er kunnen stoffen door naar buiten en naar binnen
Hier worden afvalstoffen in het bloed opgenomen
Zuurstof afgeven aan cellen 

Slide 17 - Drag question

This item has no instructions

Slide 18 - Video

This item has no instructions

BLOEDGROEPEN
  • een erfelijke eigenschap
  • ieder een bepaalde bloedgroep 
  • bloedgroepen: A, B, AB, O

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Video

This item has no instructions

Tot slot......

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Een machine? 
Het lichaam is net een ingewikkelde machine.  Net als bij een machine moet je deze goed verzorgen, anders gaat het stuk. 
  • Goede voeding 
  • Fit zijn 
  • Goede verzorging 

Slide 22 - Slide

Goede voeding = Gezond eten en drinken
Fit zijn = goed slapen, veel bewegen
Goede verzorging = insmeren, wassen, tandenpoetsen, etc. 

Slide 23 - Link

This item has no instructions

Fijn weekend!

Slide 24 - Slide

This item has no instructions