M2 - week 19 -chap. 6 Bron F

1 / 27
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Bonjour tout le monde ! 
Start klaar ?

  • Ga rustig op je vaste plek zitten.
  • Doe je jas en oortjes uit.
  • Doe je telefoon in het zakkie en in je tas.
  • Op tafel: laptop, etui, boek en jdw-map
  • Timer af: stoppen met praten & de les begint

timer
3:00

Slide 2 - Slide

Présence (Aanwezigheid)
Tout le monde est présent?
(Is iedereen aanwezig?)

Slide 3 - Slide

Tu as passé de bonnes vacances?

Slide 4 - Mind map

Voorkennis activeren:
Les mots de la semaine

Prends ton cahier et un stylo!

Slide 5 - Mind map

Slide 6 - Slide

Periode 3: Chapitre 6
Bron A
Bron B
Bron C
Bron F

Slide 7 - Slide

Les buts
R. Ik ken woorden die met vrije tijd te maken hebben.

T2: Ik kan een tekst begrijpen waarin campings worden vergeleken.

T1: Ik ken het Franse alfabet en kan mijn / een  naam spellen.

Slide 8 - Slide

Chapitre 6
Bron C
Ex. 13d, 15abc
Bron F:
Ex. 23a, 24ab, 25ab

Slide 9 - Slide

Les mots de la semaine 14
1. Partir
2. dehors
3. Dernier / dernière
4. L’ambiance
5. Tout de suite
6. Tu pars quand?
7. Le chanteur / la chanteuse
8. On va à la / au
9. D’accord
10. À demain

1. vertrekken
2. buiten
3. vorige, laatste
4. de sfeer
5. meteen
6. Wanneer vertrek je?
7. de zanger / de zangeres
8. We gaan naar de / het
9. oké, afgesproken
10. tot morgen

Slide 10 - Slide

Les mots de la semaine 15
1. Je vais à la piscine
2. Je fais du camping
3. Je joue à la console
4. Je lis des livres
5. Je parle une langue étrangère
6. Je prends des photos
7. Je visite un musée
8. Je rencontre des jeunes

1. ik ga naar het zwembad
2. ik kampeer
3. Ik game / ik speel videospelletjes
4. ik lees boeken
5. ik spreek een vreemde taal

6. ik neem foto's
7. ik bezoek een museum
8. ik ontmoet jongeren

Slide 11 - Slide

Les mots de la semaine 16
1. Quelle heure est-il ?
2. Il est…
3. Moins
4. Et
5. Et quart
6. Et demie
7. Moins le quart
8. Midi
9. Minuit
10. Cinq, dix, vingt, vingt-cinq

1. Hoe laat is het?
2. het is...
3. vóór
4. en
5. kwart over
6. half
7. kwart voor
8. 12 uur 's middags
9. 12 uur 's nachts
10. vijf, tien, twintig, vijfentwintig

Slide 12 - Slide

p. 58
l'alphabet
Rencontrer quelqu'un

Slide 13 - Slide

14b

Slide 14 - Slide

p. 161

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Video

p. 58

Slide 18 - Slide

p. 58
15b

Slide 19 - Slide

p. 59

Slide 20 - Slide

p. 71

Slide 21 - Slide

p. 70

Slide 22 - Slide

p. 70

Slide 23 - Slide

p. 72

Slide 24 - Slide

p. 72

Slide 25 - Slide

Les devoirs pour le prochain cours...
Grandes Lignes:

  • Exercices: 
  • Apprendre vocabulaire


Slide 26 - Slide

Evaluatie 
Noem twee woorden die je hebt onthouden uit de les.

Slide 27 - Slide