Present & past simple/ continuous

Present simple
  • Feiten
  • Gewoonten
  • Dingen die we met regelmaat doen 


Hulpwoorden: usually, often, always, never, sometimes, frequently, on Saturdays
1 / 19
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Present simple
  • Feiten
  • Gewoonten
  • Dingen die we met regelmaat doen 


Hulpwoorden: usually, often, always, never, sometimes, frequently, on Saturdays

Slide 1 - Slide

Present continuous
  • Iets gebeurd NU of iets staat gepland in de nabije toekomst.
Tip:
Bij de present continuous kun je aan de zien meestal 'right now' toevoegen

Slide 2 - Slide

Present simple
Present continuous
I walk to school everyday
I am cooking pasta right now.
He/ she/ it: hele werkwoord+ s
Hele werkwoord + ing
Am / are werkwoord+ ing
I am carrying my backpack
The sky is blue
Gebruik van do/does bij een vraagzin

Slide 3 - Drag question

Maak de zin af:
You ... ....... (stare) at me right now.

Slide 4 - Open question

Maak de zin af:
I .. ....... (drink) tea.

Slide 5 - Open question

Maak de zin af:
I ... (run) every morning.

Slide 6 - Open question

Maak de zin af:
you ... (am) my wife.

Slide 7 - Open question

Kies de juiste vorm:
I .. ....... (get) married on 15th of June
A
am getting
B
are getting
C
get
D
am get

Slide 8 - Quiz

Kies de juiste vorm:
.. you .... (have) question?
A
Does have
B
Do have
C
Have
D
Do has

Slide 9 - Quiz

Past simple 
  • Om aan te geven dat iets in het verleden is gebeurd en nu afgelopen is.


  • Een vraag zin maken >


Slide 10 - Slide

Past continuous
  • Om aan te geven dat iets in het verleden een tijdje aan de gang was.
  • De past continuous wordt in combinatie met de past simple gebruikt.


Slide 11 - Slide

He ..... in the United States in 1988.
A
is living
B
was living
C
lived
D
lives

Slide 12 - Quiz

I broke my leg when I ... ............ (ski).
A
Sking
B
was sking
C
was skiing

Slide 13 - Quiz

What .... you ..... (do) when the earthquake started?
A
were doing
B
was doing

Slide 14 - Quiz

Maak de zin af:
While John ... ........ (sleep) last night, his car was stolen.

Slide 15 - Open question

Maak de zin af:
I ... not ...... (travel) to North Korea last year

Slide 16 - Open question

Maak de zin af:
My mother .... (give) birth to my younger sister a month ago.

Slide 17 - Open question

Past simple
Past continuous
was/ were + hele werkwoord + ing
Er kunnen 2 dingen in 1 zin gebeuren.
Hele werkwoord + ed
Onregelmatige werkwoorden
Gebeurt in het verleden en is nu afgelopen.
Gebeurt in het verleden voor een langere tijd.

Slide 18 - Drag question

Wat vonden jullie van deze herhalingsles?

Slide 19 - Open question