Grammar I

What are we going to do today?
- Read through grammar chapter 4. 
- Either study Slim Stampen for the Grammar or start studying your words chapter 4/5. 

Study for test: 
Theme Words chapter 4 + all grammar 
All words chapter 5 + NO grammar. 
1 / 10
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

What are we going to do today?
- Read through grammar chapter 4. 
- Either study Slim Stampen for the Grammar or start studying your words chapter 4/5. 

Study for test: 
Theme Words chapter 4 + all grammar 
All words chapter 5 + NO grammar. 

Slide 1 - Slide

Modals
Ought to: gebruik je bij dingen die je wenst, of idealen. 
--> You ought to take her home after the first date. 
Ought to is formeler dan should en should gebruik je eerder bij adviezen. 

May & might: gebruik je als je onzeker of iets bent of wanneer je toestemming vraagt. 
--> May I use the toilet please? 
May is formeler dan can/should. Might is de verleden tijd van may. 

Slide 2 - Slide

Negations
Om een modal ontkennend te maken zet je er not of n't achter. 
Bij to be able to zet je hem tussen to en de vorm van be. 
Bij ought to gebruik je over het algemeen de ontkennende vorm: shouldn't. 



Slide 3 - Slide

Quantifiers
De quantifiers both, either, neither, all, each, every and no geven informatie over hoeveel er van iets of iemand is. 

Each en every betekenen ‘alle individuelen van een groep’. Het wordt gevolgd door een enkelvoud werkwoord. 
- Every dog is sweet. 


Slide 4 - Slide

Quantifiers
Both is gebruik voor 2 personen of dingen en wordt gevolgd door een meervoud werkwoord. 
- Both girls were tired yesterday. 
 
Neither betekend geen en either betekend een van beide. Ze worden gebruikt bij 2 personen of dingen. Ze volgend gevolgd door een enkelvoud werkwoord. 
- Either picture wil do. 

Slide 5 - Slide

Quantifiers
All betekend allemaal, de hele groep. En word gevolgd door een meervoud werkwoord. 
- All my friends are going out. 

No betekend geen een. En wordt gevolgd door een enkelvoud werkwoord. 
- No mountain is easy to climb. 

Slide 6 - Slide

Prepositions
Prepositions of instrument wordt gebruik voor manieren van vervoer (by), of beschrijven hoe je apparaten gebruikt (with & on)

Prepositions of connection wordt gebruikt voor bezit (of), wanneer 2 dingen bij elkaar horen (with) of fysiek geconnect zijn (of)

Slide 7 - Slide

Prepositions of origin geven aan waar iemand vandaan komt (from). 

Made of gebruik je als je aangeeft waarvan iets gemaakt wordt. Made from gebruik je als het materiaal veranderd in een andere staat waarvan het gemaakt is. 
(Glass is made from sand). 

Slide 8 - Slide

Prepositions of directions gebruik je om aan te geven welke kant iets op gaat of vandaan komt. 
Through, along, across, down, towards etc. 

Slide 9 - Slide

Do: 
Exercises: 
53, 54 & 56

Slide 10 - Slide