Workshop gesprekstechnieken

Workshop gesprekstechnieken
1 / 47
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 2

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes, text slides and 11 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Workshop gesprekstechnieken

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Link

Test jouw communicatiestijl

Slide 3 - Video

This item has no instructions

Waarom is het belangrijk om de juiste gesprekstechniek te gebruiken?
A
Hierdoor verloopt het gesprek soepel.
B
Dat je sneller klaar bent met het gesprek
C
Hierdoor is het gesprek makkelijker te volgen

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn jouw sterke en zwakke kanten in het voeren van een gesprek?

Slide 5 - Mind map

This item has no instructions


Wat is communicatie? 

Het bedoeld of onbedoeld overbrengen van een bepaalde boodschap op iemand anders


Hierbij is altijd sprake van een zender, een ontvanger.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Video

This item has no instructions

Communicatie
Communicatie is goed als
  • De ander begrijpt wat jij bedoelt
  • Jij begrijpt wat de ander bedoelt
    Dit doe je door
  • Vragen te stellen
  • Actief te luisteren
  • Controleren

Slide 10 - Slide

This item has no instructions




Communicatie schema

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Soorten communicatie
  • Eenzijdige communicatie
  • Tweezijdige communicatie
  • Meerzijdigecommunicatie

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Niet- sturende communicatie 
- De regie zoveel mogelijk bij de cliënt laten
- Geen of zeer weinig vragen stellen
- Spiegelen, verbaal en non-verbaal
- Na enige tijd een korte samenvatting geven
- Gebruikmaken van een voor de cliënt aan-gepaste, zichtbaar gemaakte structuur (bijvoorbeeld picto’s op de basisplaat of groot geschreven woorden op een vel papier)
- Een écht belangstellende houding aannemen
- Regelmatig bevestiging en erkenning geven (zeer belangrijk)

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

4 Communicatie niveaus

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Het gesprek
  1. Beginfase
    - Creëer een goede sfeer
    - Aangeven van de structuur
  2. Middenfase
    - Gebruik gesprekstechnieken
    - Wat wil patiënt/voorlichting/advies
  3. Eindfase
    - Afronding

Slide 19 - Slide

Creëer een goede sfeer: patient aankijken, aandacht op de ander richten, vriendelijk en belangstellend zijn

Controleer: kan de patiënt je nog volgen? Hoe verloopt het gesprek? Hoe voelt de patiënt zich, zijn jullie tevreden?
Welke
gesprekstechnieken
ken je?

Slide 20 - Mind map

This item has no instructions

10 gesprekstechnieken

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Gesprekstechnieken

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Video

This item has no instructions

LSD - gesprekstechniek
Een gesprek voeren via LSD bestaat uit:
Luisteren: actief
Samenvatten
Doorvragen

Slide 24 - Slide

Actief luisteren:
1. aankijken tijdens het gesprek
2. knikken
3. interesse tonen met je houding, rechtop zitten

Geef tijdens het gesprek tussendoor even een korte samenvatting. Je checkt of je de ander goed begrijpt
je helpt om de rode draad vast te houden
je stelt de ander gerust: 'ik luister echt naar je'
Je bouwt een brug naar het volgende onderwerp

Doorvragen
Vaak moet je tijdens een gesprek doorvragen om alle informatie te krijgen en deze goed te begrijpen. V

Slide 25 - Video

This item has no instructions

Alle 10 op een rij
1. Wees een OEN. Open, Eerlijk en Nieuwsgierig 
2. Laat OMA thuis. Oordelen, meningen, aannames 
3.  Gebruik LSD. Luisteren, Samenvatten en Doorvragen 
4. Raak de KLUTS niet kwijt. Kijken, Luisteren, (Uit)vragen, Toetsen en Samenvatten
5. Neem ANNA mee. Altijd Navragen, Nooit Aannemen
6. Smeer NIVEA. Niet Invullen Voor Een Ander
7. Maak je niet DIK. Denk in Kwaliteiten of Denk in Kansen
8. Doe als een KOE. Kaken Op Elkaar
9. Wees een HELD. Herkennen, Erkennen, Loslaten en Doorgaan
10. Doe het VAAK.  Verwachtingen, Afspraken, Aanspreken en Kalibreren 

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Slide 27 - Video

This item has no instructions

Slide 28 - Video

This item has no instructions

VRAGEN STELLEN 
Het is voor jou als zorgverlener belangrijk dat je goede vragen kunt stellen. Je hebt namelijk te maken met de verzorging van mensen die afhankelijk van jou zijn. Daarbij is het belangrijk dat er geen misverstanden ontstaan.


Een goede vraag komt voort uit werkelijke belangstelling en sluit aan op de behoeften van de zorgvrager.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

SOORTEN VRAGEN
- open vragen                              (Wat heb je gisteren gedaan?)
- reflecterende vragen             (Wat verwacht je ervan?)
- indirecte vragen                       (Ik zou willen weten of je mee gaat)
- gesloten vragen                       (Heb je een computer bij je?)
- suggestieve vragen                (Dat vind jij toch ook niet leuk?)
- directe vragen                           (Ben je blij met je studiekeuze?)

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

DOORVRAGEN EN CONCRETISEREN 
Doorvragen is vragen stellen om een vollediger beeld van iets of iemand te krijgen.

Concretiseren is iemand vragen om verduidelijking van dingen die hij zegt of doet.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Ruis
- Veel lawaai om je heen
- Andere taal
- Van binnenuit --> je bent moe of je vind iemand niet aardig.
- onduidelijk praten
Vraag:

WANNEER HEB JIJ LAST VAN RUIS?

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Slide 33 - Video

This item has no instructions

4 fasen
4 niveaus
thema
thema
inhoud
inhoud
slot
aanloop
realtie
waardering
proces
planning

Slide 34 - Drag question

This item has no instructions

Slide 35 - Video

This item has no instructions

Een open vraag is een vraag:
A
waarbij je de ander ruimte geeft om meer te vertellen.
B
waarin jouw mening verpakt zit en die het gesprek een bepaalde kant uit stuurt.
C
waarop je een heel kort antwoord kunt geven.
D
waarvan het antwoord van tevoren vaststaat.

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Lees de situatieschets.

Je collega komt te laat binnen en briest: ‘Dat stomme OV ook, nooit rijdt er iets op tijd, eerst vertraging, dan valt er weer een trein uit. Ik kan beter mijn baan opzeggen en dichter bij huis gaan werken.’

Welke uitspraak past in deze situatie bij actief luisteren?

A
Ga dan ook eerder van huis, dan heb je nergens last van.
B
Je kunt beter een auto kopen, dan hoef je niet meer met het OV.
C
Nou, zo’n leuke baan als hier, vind je nergens meer.
D
Volgens mij baal jij ervan dat je door het OV te laat komt.

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Bintu moet de ouders van Aaron vertellen dat door bezuinigingen de vergoeding voor de dagbesteding grotendeels vervalt.
Damian vertelt zijn nieuwe collega wat de regels zijn bij het verschonen van de bedden.
Een cliënt zegt boos dat hij niet meer naar die ‘kinderachtige bezigheidstherapie’ wil.
Informatief gesprek
Helpend gesprek
Slechtnieuwsgesprek

Slide 38 - Drag question

This item has no instructions

Beroepskracht MZ Britt legt aan een cliënt uit hoe de wasdroger werkt. De cliënt snapt het niet goed. Britt gebruikt woorden die hij niet kent.
Barend spreekt dialect, waardoor zijn collega hem verkeerd begrijpt.
Justin hakkelt erg en springt van de hak op de tak als hij vertelt. Sharon begrijpt hem niet.
Kalle is aan één kant volledig doof. Soms hoort hij niet goed wat er gezegd wordt.
Het anders begrijpen van de boodschap door de ontvanger.
communicatiestoornissen.
het onduidelijk brengen van de boodschap door de zender.
verschil in achtergrond en gewoonten tussen zender en ontvanger.

Slide 39 - Drag question

This item has no instructions

Je kunt interculturele communicatie bevorderen door je bewust te zijn van:
A
je eigen cultuur, waarden en normen en die als maatstaf te nemen.
B
je eigen cultuur, waarden en normen en je te verdiepen in de achtergrond van de ander.
C
je gebaren, want gebaren betekenen in elke cultuur en taal hetzelfde.

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Je wilt zo veel mogelijk informatie in je opnemen, omdat je die informatie nodig hebt.
Welke luisterstrategie hanteer je dan?

A
empathisch luisteren
B
globaal luisteren
C
intensief luisteren
D
kritisch luisteren

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Welke stelling over niet luisteren is juist?
A
Als je alleen naar iemands woorden luistert, maar niet op non-verbale signalen let, luister je bevooroordeeld.
B
Een voorbeeld van onverschillig luisteren is als je je tijdens een gesprek laat afleiden door binnenkomende appjes of mails.
C
Luisteren aangrijpen om je eigen verhaal kwijt te kunnen, is een vorm van egocentrisch luisteren.
D
Sommige mensen zien elke mededeling als een aanval. Zij luisteren erg selectief.

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Noem drie voorbeelden van non-verbale communicatie
A
Lachen, praten en knikken
B
Lachen, boos kijken en lesboek
C
Lachen, boos kijken en oogcontact

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

Noem drie voorbeelden van verbale communicatie
A
Praten, fluisteren en schreeuwen
B
Praten, logboek en e-mail
C
Boos kijken, praten en logboek

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions

Slide 45 - Video

This item has no instructions

Slide 46 - Video

This item has no instructions

0

Slide 47 - Video

This item has no instructions