Begrijpend lezen - drop vervolg

Aan het einde van de les weet ik:
- Hoe drop wordt gemaakt
- Hoe ik signaalwoorden kan vinden in de tekst
- Hoe ik informatie uit een tekst haal
1 / 24
next
Slide 1: Slide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 7,8

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Aan het einde van de les weet ik:
- Hoe drop wordt gemaakt
- Hoe ik signaalwoorden kan vinden in de tekst
- Hoe ik informatie uit een tekst haal

Slide 1 - Slide

Lees alinea 2
1) Wat kun je het best invullen op de plaats van de V?

Tip: Lees altijd ook wat zinnen voor en wat zinnen na het ontbrekende woord. Je woordenschat
(kennis van woordbetekenissen) is bij deze vraag ook belangrijk.

Slide 2 - Slide

Wat kun je het best invullen op de plaats van de V?
Na vier jaar groeien zijn de wortels van deze plant ....
A
eigenlijk al te lang
B
geschikt om te worden geoogst
C
rijp voor de sloop
D
diep genoeg in de bodem gedrongen

Slide 3 - Quiz

Lees: ...waarna men het laat stollen. (r. 17)
Waar verwijst het woordje het naar?
A. blokdrop
B. grote ketels water
C. grote blokken
D. het papje van gekookte stukken zoethout

Slide 4 - Slide

Waar verwijst het woordje 'het' naar?
A
blokdrop
B
grote ketels water
C
grote blokken
D
het papje van gekookte stukken zoethout

Slide 5 - Quiz

Lees alinea 5
Wat kun je het best invullen op de plaats van de W?
A. nog niet lekkere
B. harde
C. metalen
D. smakelijke

Slide 6 - Slide

Wat kun je het best invullen op de plaats van de W?
A
nog niet lekkere
B
harde
C
metalen
D
smakelijke

Slide 7 - Quiz

Lees: Een schudmachine... t/m ...op gespoten (r. 29 en 30)

Waar verwijst het woordje er in r. 30 naar?
A. schudmachine
B. meel
C. draaiende trommel
D. dropjes

Slide 8 - Slide

Waar verwijst het woordje 'er' in r. 30 naar?
A
schudmachine
B
meel
C
draaiende trommel
D
dropjes

Slide 9 - Quiz

Bedenk een goede titel voor de tekst

Slide 10 - Slide

Welke titel heb jij bedacht?

Slide 11 - Open question

Wat zou de beste titel van deze tekst zijn?
A
Twee kilogram per jaar
B
Wat is blokdrop?
C
Hoe wordt drop gemaakt?
D
Mallen van meel

Slide 12 - Quiz

In de tweede alinea wordt zoethout vergeleken met suiker.
Wat is waar volgens de tekst?
A. suiker is zoeter dan zoethout
B. zoethout is zoeter en dus schadelijker voor je tanden, dan suiker
 
C. suiker is niet schadelijk voor je tanden 
D. zoethout is niet schadelijk voor je tanden

Slide 13 - Slide

Wat is waar volgens de tekst?
A
suiker is zoeter dan zoethout
B
zoethout is zoeter en dus schadelijker voor je tanden, dan suiker
C
suiker is niet schadelijk voor je tanden
D
zoethout is niet schadelijk voor je tanden

Slide 14 - Quiz

Lees regel 10 t/m 15.
In deze regels staan signaalwoorden. Welke signaalwoorden kan jij vinden?

Slide 15 - Slide

Welke signaalwoorden kon jij vinden?

Slide 16 - Open question

Welke structuur past bij deze alinea/ signaalwoorden?
A
probleem/ oplossing
B
een structuur van tijd
C
een vergelijking
D
een conclusie

Slide 17 - Quiz

Lees regel 24 t/m 27.
In r. 25 vallen de signaalwoorden met behulp van op.

Hoe ontstaan de vormen in het meel?
A. die worden erin gedrukt met plastic
B. die worden erin gedrukt met een stempelraam
C. er wordt dropdeeg in gegoten
D. het meel wordt tot deeg gekneed

Slide 18 - Slide

Hoe ontstaan de vormen in het meel?
A
die worden erin gedrukt met plastic
B
die worden erin gedrukt met een stempelraam
C
er wordt dropdeeg in gegoten
D
het meel wordt tot deeg gekneed

Slide 19 - Quiz

Lees het slot
Hoe sluit de schrijver tekst A af?

A. met een conclusie en een vraag
B. met een samenvatting en een oproep
C. met een verwachting en een wens
D. met een schematisch overzicht en een tip

Slide 20 - Slide

Hoe sluit de schrijver tekst A af?
A
met een conclusie en een vraag
B
met een samenvatting en een oproep
C
met een verwachting en een wens
D
met een schematisch overzicht en een tip

Slide 21 - Quiz

Ik weet hoe drop gemaakt kan worden.
Ja
Nee
Ik heb nog een vraag.

Slide 22 - Poll

Ik vind Lesson Up ...
010

Slide 23 - Poll

Tot slot:
Welke signaalwoorden ken jij nog?

Slide 24 - Mind map