Een chronologisch verband geeft de tijdsvolgorde van gebeurtenissen aan.
Signaalwoorden: Nu, straks, toen, morgen, daarna etc.
Voorbeeld:
Vroeger hield ik nooit van wandelen, nu ben ik er dol op.
Slide 8 - Slide
Opsommend verband
In een opsommend verband worden dingen achter elkaar opgenoemd.
Eerst moet ik mijn huiswerk maken. Bovendien moet ik een uittreksel schrijven en ook nog mijn kamer opruimen."
Signaalwoorden: ten eerste, bovendien, niet alleen, verder, enz.
Slide 9 - Slide
Toelichtend verband
In een toelichtend verband wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld.
Ik ben gek op taarten, zoals appel- of perentaart.
Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan, neem nou
Slide 10 - Slide
Birney houdt van spannende sporten, ...... duiken en autoracen. (toelichtend).
.... lees je hoe je je nieuwe mobiel activeert, ...... doe je hem aan via het keuzemenu, .... download je de apps die je wilt gebruiken. (chronologisch)
Mijn broertje lust graag kipgerechten ..... pasta's; hij houdt .... van stampoten, zoals hutspot. (opsommend).
Op een eiland wonen kan heel fijn en rustig zijn, .... je dat ook een geïsoleerd gevoel kan geven. (tegenstellend)
zoals
eerst
vervolgens
ten slotte
en
ook
hoewel
Slide 11 - Drag question
Wat ga je doen?
Je gaat opdracht 6 op bladzijde 25 maken. Je schrijft je antwoorden in je schrift.