middenbouw woorden met ch en d/t

Regel:
Hoor je /g/, dan schrijf je soms ch. 
Onthoud deze woorden.
Hoor je /gt/ na een korte klank, dan schrijf je cht.
Behalve bij ligt, legt en zegt.

1 / 24
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Regel:
Hoor je /g/, dan schrijf je soms ch. 
Onthoud deze woorden.
Hoor je /gt/ na een korte klank, dan schrijf je cht.
Behalve bij ligt, legt en zegt.

Slide 1 - Slide

Kies de juiste spelling
"zonli...t"
A
g
B
gg
C
ch

Slide 2 - Quiz

Wat moet op de puntjes?
niews...ierig
A
ies
B
isch
C
ch
D
g

Slide 3 - Quiz

Welk woord is correct gespeld?
A
belachelijk
B
belagelijk
C
belaggelijk

Slide 4 - Quiz

Welk woord is correct gespeld?
A
regen
B
rechen

Slide 5 - Quiz

Welk woord is correct gespeld?
A
houtkagel
B
houtkachel
C
houtkaggel

Slide 6 - Quiz

Welk woord is correct gespeld?
A
bergachtig
B
berchagtig
C
bergagtich
D
berchagtig

Slide 7 - Quiz

Welk woord is correct gespeld?
A
tregter
B
trechter

Slide 8 - Quiz

Welk woord is correct gespeld?
A
autopech
B
autopeg

Slide 9 - Quiz

Welk woord is correct gespeld?
A
giegelen
B
giechelen

Slide 10 - Quiz

Woorden met d/t

Slide 11 - Slide

Het meisje …… van de glijbaan
A
glijd
B
glijdt
C
glijt

Slide 12 - Quiz

Zij ….. de som te maken
A
weigerdt
B
weigert

Slide 13 - Quiz

Kim ….. haar vriendin.
A
troost
B
troostten
C
troos
D
troostte

Slide 14 - Quiz

Papa …. gisteren op de fiets.
A
reet
B
rijt
C
reed
D
rijdt

Slide 15 - Quiz

De landen …… nog steeds in oorlog.
A
hebben
B
is
C
zijn
D
waren

Slide 16 - Quiz

Ik …. vorige week het woord foutloos.
A
schrijf
B
schreef
C
schrijfte
D
schreefde

Slide 17 - Quiz

Wij hebben samen ……..
A
gespeld
B
gespelt
C
gespeeld
D
gespeelt

Slide 18 - Quiz

De hond ……. altijd naar de postbode.
A
blafte
B
blaftte
C
blafde
D
blaft

Slide 19 - Quiz

Ik …. alle vragen van de toets.
A
onthoudde
B
onthield
C
onthieldt
D
onthout

Slide 20 - Quiz

Ik …. vroeger niet van broccoli
A
hield
B
houdde
C
houdden
D
hieldt

Slide 21 - Quiz

Wij ….. gisteren in de speeltuin
A
spelden
B
speelden
C
speeldden

Slide 22 - Quiz

Ik ….. het water over de planten.
A
giette
B
goott
C
goodt
D
goot

Slide 23 - Quiz

armban…
Schrijf het hele woord op

Slide 24 - Open question