4/6 (in)congruentie

planning:

1. lezen 

2. HW cursus 5, paragraaf 8 opdracht 3 + 4

3. startopdracht congruentie

4. theorie + oefenen + HW paragraaf 9

5. afsluiting + huiswerk

leerdoelen:


- Je weet wat congruente zinnen zijn;

- Je kunt incongruentie herkennen en benoemen
timer
15:00
basisvaardigheid:
- leesvaardigheid
burgerschap:
- culturen
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

planning:

1. lezen 

2. HW cursus 5, paragraaf 8 opdracht 3 + 4

3. startopdracht congruentie

4. theorie + oefenen + HW paragraaf 9

5. afsluiting + huiswerk

leerdoelen:


- Je weet wat congruente zinnen zijn;

- Je kunt incongruentie herkennen en benoemen
timer
15:00
basisvaardigheid:
- leesvaardigheid
burgerschap:
- culturen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Startopdracht


werkblad deel 1 maken

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Congruentie
--> betekent dat het getal van het onderwerp aansluit met het getal van de persoonsvorm.

Onderwerp: enkelvoudig --> PV: enkelvoudig

Onderwerp: meervoudig --> PV: meervoudig


Slide 3 - Slide

This item has no instructions

moeilijke gevallen (1):
woordgroepen met een enkelvoudige kern en een meervoudige nabepaling --> de PV richt zich naar de kern

kern: het belangrijkste woord in een woordgroep (vaak een zelfstandig naamwoord)

nabepaling: extra informatie over de kern, meestal achter de kern.

VB: de groep leerlingen
De groep leerlingen loopt naar buiten

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

moeilijke gevallen (2):
Onderwerp is een verzamelnaam voor personen, dieren en dingen --> de PV is enkelvoudig.

Onderwerp: een enkelvoudig zelfstandig naamwoord dat verwijst naar een groep mensen, dieren of dingen.

VB:
- de groep --> De groep is op stap geweest.
- de familie --> De familie gaat op vakantie.
- het publiek --> Het publiek klapt enthousiast.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

moeilijke gevallen (3):
Constructie:

een van de + meervoudig woord + die  --> bijvoeglijke bijzin: PV meervoudig

VB:
een van de leerlingen die naar een andere klas wilden, is alsnog van school gegaan.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

moeilijke gevallen (4):
titel van boeken, films die meervoudig zijn --> PV: enkelvoudig 

VB: 

Sprookjes van Grimm is een verzameling volkssprookjes van de gebroeders Grimm.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

moeilijke gevallen (5):
rekeneenheden --> PV: enkelvoudig

rekeneenheden zoals meter, liter, dozijn, procent, kilo, euro etc.

VB:
Zevenhonderd millimeter moet aan het deeg worden toegevoegd.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

bespreken (HW):
Cursus 5, paragraaf 9:

opdracht 1 + 2

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

incongruentie
persoonsvorm sluit NIET aan bij het onderwerp --> incongruentie

Dit gebeurt vaak wanneer het lastig te bepalen is of het onderwerp enkelvoud of meervoud is.

VB:
Een kudde schapen liepen langs de bosrand.

Een kudde schapen liep langs de bosrand.

Maar ook woorden als: media (mv), politie (ev), drugs (mv).

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

incongruentie
1. Het onderwerp is meervoud, maar wordt voor enkelvoud aangezien.
VB: media

2. Het onderwerp lijkt meervoud, maar is enkelvoud --> de kern is enkelvoud.
VB: een grote groep

3. PV en onderwerp staan ver uit elkaar --> daartussen staan andere zinsdelen met een ander getal dan het onderwerp
VB: Het bestuur heeft al tijden ideeën om tijdens het jubileum festiviteiten te organiseren en wil daarvoor een commissie oprichten.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

incongruentie (2)
4. Meewerkend voorwerp wordt aangezien voor het onderwerp.

VB: 
De aanwezigen wordt verzocht hun jas op te hangen in de garderobe.

De aanwezigen = MWvw, GEEN O
Hun jas = O

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Is hier sprake van congruentie of incongruentie?

De meerderheid van de leerlingen maakten het huiswerk gelukkig goed.
A
congruentie
B
incongruentie

Slide 13 - Quiz

Incongruentie, want het merendeel maakt; enkelvoudige kern. 
Is hier sprake van congruentie of incongruentie:

Het blijkt dat de jeugd in ons land tamelijk veel alcohol drinken.
A
congruentie
B
incongruentie

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Een groot aantal mensen zijn naar de bijeenkomst gekomen.
A
Goed
B
Fout

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Wist jij dat deze groep rebellen in Congo voor vele misdaden tegen de menselijkheid verantwoordelijk zijn?
A
goed
B
fout

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Bijna tachtig procent van de Nederlanders noemt zich gelukkig.
A
goed
B
fout

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Het is moeilijk om te beoordelen of de media wel betrouwbaar zijn.
A
Goed
B
Fout

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

De oplossing voor deze moeilijke opdrachten zijn moeilijk te vinden.
A
Goed
B
Fout

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Voor het proefwerk van gisteren had een aantal leerlingen niet geleerd.
A
Goed
B
Fout

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

maken
cursus 5, paragraaf 9:

opdracht 3 t/m 5

cursus 6. paragraaf 5:
opdracht 1 + 2

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Verwijswoorden
herhaling 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
A
dit
B
deze
C
die
D
dat

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'de verloting'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Verwijswoorden:

''Ik heb een oude fiets, maar … rijdt nog goed.''
A
dat
B
dit
C
deze
D
die

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Vul het juiste verwijswoord in:
Het complete onderzoek wordt aan het overlegorgaan toegezonden, zodat ... een gedegen oordeel kan vormen.
A
hij
B
het
C
hun
D
zij

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Vul het juiste verwijswoord in:
Annabel wist niet meer hoe ze het baby'tje, ... maar bleef huilen, moest troosten.
A
dat
B
wat
C
dit
D
wie

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Formuleren (verwijswoorden)

''De jongen ... Juliette staat te wachten, is de vriend van haar zus.''
A
wat
B
waarmee
C
op wie
D
waarop

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

HW:
woensdag 11 juni:

cursus 5, paragraaf 9 
cursus 5, paragraaf 5
leerdoelen:

- Je weet wat congruente zinnen zijn;

- Je kunt incongruentie herkennen en benoemen



Slide 29 - Slide

This item has no instructions