Hoofdstuk 6. De Collectieve Arbeidsovereenkomst

Hoofdstuk 6. De Collectieve Arbeidsovereenkomst
1 / 16
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 2

This lesson contains 16 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 6. De Collectieve Arbeidsovereenkomst

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Hoofdstuk 6. De Collectieve Arbeidsovereenkomst
  • Een schriftelijke overeenkomst over arbeidsvoorwaarden tussen één of meer werkgeversorganisaties en één of meer vakbonden. 
  • Gelden in een bepaalde bedrijfstak, bijvoorbeeld de ‘kleinmetaal’, het ziekenhuiswezen of de welzijnssector. 
  • Sommige grote ondernemingen hebben hun eigen cao (Philips en Tata Steel)
  • Bij een bedrijfs-cao onderhandelt de ondernemer zelf met vertegenwoordigers van de vakbonden. 
  • Bij een cao voor een bepaalde bedrijfstak onderhandelen vertegenwoordigers van de werkgeversorganisaties met vertegenwoordigers van de vakbonden.

Slide 3 - Slide

Werknemersorganisaties
  • Vakbond
  • Vakvereniging 
  • Werknemersvereniging 
  • Vakorganisatie 

Slide 4 - Slide

Werknemersorganisaties
Vakbonden :

  • FNV Vervoersbond
  • De Dienstenbond CNV
  • Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), 
  • Nederlandse Politiebond 
  • Politievakbond ACP. 

Slide 5 - Slide

Werknemersorganisaties
Vier vakcentrales: 

  1. de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV)
  2. het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV)
  1. de Vak Centrale voor Professionals (VCP) 
  2. het Ambtenaren Centrum

Slide 6 - Slide

Werkgeversorganisaties
Twee algemene koepelorganisaties voor werkgeversorganisaties :
  • VNO-NCW 
  • Algemene Werkgevers Vereniging Nederland (AWVN). 

Daarnaast is er MKB-Nederland dat de belangen behartigt van de werkgevers in het midden- en kleinbedrijf en LTO Nederland voor de werkgevers in de land- en tuinbouw.

Slide 7 - Slide

Stichting van de arbeid (StvdA)
Het Nederlandse landelijk overlegorgaan voor centrale werknemers-en werkgeversorganisaties (vakbonden).

Doel: Het stimuleren van overleg tussen werkgevers en werknemers. Dit gebeurt in een Centraal Overleg. 

Gesprekspartners zijn vertegenwoordigers van de vakcentrales, zoals FNV en CNV, en van de centrale werkgeversorganisaties VNO-NCW en het MKB.


Adviesorgaan voor de regering over arbeidsvoorwaarden en werkgelegenheid. Gevestigd in Den Haag.

Slide 8 - Slide

Sociaal Economische Raad
Werkgevers en werknemers treffen elkaar ook in de Sociaal-Economische Raad (SER)

Het belangrijkste adviesorgaan van de regering op sociaaleconomisch terrein. 

De SER bestaat niet alleen uit werkgevers en werknemers, maar ook uit een aantal kroonleden; dit zijn leden die door de regering worden benoemd.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Cao en dwingend recht
Bij het vaststellen van de inhoud van de cao zijn werkgevers- en werknemersorganisaties gebonden aan het dwingend arbeidsrecht, zoals het ontslagrecht, het minimumloon en het minimumaantal vakantiedagen. 

Vaak bevat het dwingend recht een ondergrens (minimumloon, minimumaantal vakantiedagen) 
De cao mag daar wel van afwijken, maar dan alleen ‘omhoog’, dus meer vakantiedagen of een hoger loon. 

Slide 11 - Slide

Dwingend recht
Driekwart dwingend recht geldt in een individuele arbeidsovereenkomst als dwingend recht waarvan niet mag worden afgeweken. Aan de andere kant geeft dit type recht de ruimte om van de wet af te wijken in een cao. Dit betekent dat een afwijking alleen is toegestaan als de belangenorganisaties van de werknemers daarmee hebben ingestemd.

De laatste jaren wordt ook nogal eens gekozen voor tweederde dwingend recht. In dat geval mag er niet alleen bij cao maar ook door afspraken met de ondernemingsraad worden afgeweken van de wettelijke regels.

Slide 12 - Slide

Inhoud van de CAO
Normatieve bepalingen
Normen (regels)  voor de individuele arbeidsovereenkomsten van de werknemers (arbeidsvoorwaarden, hoogte van de lonen, de arbeidsduur, de beloning voor overwerk en het aantal vakantiedagen) 

Obligatoire bepalingen
Afspraken voor de onderhandelende partijen (Het tijdstip waarop de partijen over een nieuwe cao gaan onderhandelen, het niet-staken gedurende de looptijd van de afgesloten cao. Scheppen uitsluitend rechten en plichten tussen de onderhandelingspartners. De obligatoire bepalingen gelden alleen tussen de werkgeversorganisaties en de werknemersorganisaties; ze beïnvloeden de arbeidsvoorwaarden van de werknemers niet.

Slide 13 - Slide

Werking van de CAO
  • Werkgever die aangesloten is bij een werkgeversorganisatie die de CAO heeft afgesproken (CAO geldt voor alle werknemers) 
  • Niet-aangesloten werkgever (CAO geldt ook niet voor de werknemers die wel zijn aangesloten bij de vakbond) 
  • Cao algemeen verbindend in de bedrijfstak verklaard, dan vallen alle werkgevers onder de CAO 
  • Minimum-cao (mag je naar boven van afwijken) en standaard-cao (mag je niet van afwijken)
  • Looptijd-cao (vaak 1 tot 2 jaar) 

Slide 14 - Slide

Stakingsrecht
Is in ons land niet in de wet vastgelegd. Internationaal heeft ons land zich wel gebonden aan het Europees Sociaal Handvest. In dit internationale verdrag wordt het stakingsrecht wel erkend. Dit internationaal verdrag is de wettelijke basis voor het stakingsrecht in ons land.

  • Rechtersrecht
  • Georganiseerd of wild (niet gesteund of georganiseerd door vakbond)
  • Laatste middel (anders niet rechtmatig) 
  • Zorgvuldigheid (moet ruim op tijd worden aangekondigd en er moeten voldoende voorzorgsmaatregelen genomen worden om eventuele ongemakken of onveilige situaties te voorkomen)

Slide 15 - Slide

Stakingsrecht
  • Stakingsrecht voor ambtenaren (Ook ambtenaren mogen staken, maar zij moeten, nog meer dan andere werknemers, rekening houden met de gevolgen die de staking voor de burgers heeft omdat zij dienaren van het openbaar belang zijn) 

Slide 16 - Slide