les 3 vwo paragraaf 8.2 Wisselkoersen

Welkom!
Paragraaf 8.2 Wisselkoersen
1 / 22
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom!
Paragraaf 8.2 Wisselkoersen

Slide 1 - Slide

Programma
  • Leerdoelen
  • Herhaling paragraaf 8.1 (quiz) 
  • Theorie wisselkoersen paragraaf 8.2 + oefenvragen wisselkoersen. 
  •  Aan de slag met wisselkoersen

Slide 2 - Slide

Lesdoelen

- Je kunt uitleggen dat je soms geld moet wisselen om in het buitenland te betalen.
- Je kunt de wisselkoers van een valuta berekenen.
- Je kunt uitleggen waarom een wisselkoers kan stijgen of dalen

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Kies het juiste antwoord.

Stelling l: Importeren is het invoeren van goederen uit het buitenland
Stelling ll: Nederland heeft een gesloten economie
A
Stelling l is juist
B
Stelling ll is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Geen van beide stellingen zijn juist

Slide 5 - Quiz

Leg uit wat een open economie betekent.

Slide 6 - Open question

Noem een voordeel
van export

Slide 7 - Mind map

Hoe hoger de arbeidsproductiviteit hoe beter de concurrentiepositie
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Welk van de onderstaande factoren is GEEN voordeel van import?
A
lagere productiekosten
B
specialisatie
C
afhankelijkheid
D
keuzevrijheid voor de consument

Slide 9 - Quiz

8.2 Wisselkoersen

Slide 10 - Slide

leg uit wat Vreemde valuta is

Slide 11 - Open question

 Hoe betaal je in het buitenland?
Sinds 2002 hebben we in veel Europese landen de euro. Naast de euro zijn er nog ander munteenheden, ook wel valuta genoemd. 

Vreemde valuta = munteenheden/ geld anders dan de euro


Slide 12 - Slide

Met welke vreemde valuta heb jij wel eens betaald of ken je?
Denk aan bijvoorbeeld vakantie(s). Noem er minimaal 2.

Slide 13 - Open question

Valuta en wisselkoersen
Voorbeelden van vreemde valuta/ munteenheden zijn: dollar,  pond, yen, rupia, Antilliaanse gulden, rand, Kuna, kroon. 



De wisselkoers is de prijs van een munteenheid uitgedrukt in een andere munteenheid. 

De wisselkoers kun je op twee manieren noteren:

1. Bij de directe notering druk je de eigen valuta uit in vreemde valuta, bijvoorbeeld € 1 = £ 1,10.

2. Bij de indirecte notering druk je de vreemde valuta uit in eigen valuta, bijvoorbeeld £ 1 = € 0,909.


Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Toetsstof 
Hoofdstuk 6 +
Hoofdstuk 8 (paragraaf 8.1 en 8.2)

Slide 20 - Slide

Aan de slag
Ga verder waar met de opdracht waar je bent gebleven in paragraaf 8.1  en maakt zoveel mogelijk opdrachten t/m opdracht 21 van paragraaf 8.2



10 minuten in volledige stilte. Daarna mag je op fluisterniveau overleggen met je buurman/buurvrouw en vragen stellen aan de docent.

Maak de opdrachten in je boek of schrift.


klaar? Kies uit:
Paragraaf samenvatten
Oefen met de herhalingsopdrachten

Slide 21 - Slide

Volgende les
Herhaling lesstof h6 en h8.2/8.2

Slide 22 - Slide