ABR6 23.06.2025

Welkom!
23.06.2025
1 / 14
next
Slide 1: Slide
AndersMBOStudiejaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 180 min

Items in this lesson

Welkom!
23.06.2025

Slide 1 - Slide

Planning
  • Terugblik
  • Oefenexamen lezen Ad Appel
  • Herhaling trappen van vergelijking
  • Schrijven
  • Spreken
  • Nieuws 

Slide 2 - Slide

1.15
In het kort (herhaling 
  • Vergelijking
  • meestal -er achter het woord (groot --> groter)
  • Laatste letter r? --> -der achter het woord (lekker --> lekkerder)
  • Sommige woorden zijn onregelmatig 
  • rood - roder - meest rood 
  • moe - meer moe - het moest 
  • goed - beter - best
  • Kijktip: juf M ''trappen van vergelijking''

Slide 3 - Slide

1.15
  • Als je twee personen of dingen wilt vergelijken:
  • Je gebruikt vaak het woord ''dan''
  • Voorbeeld: 
  • Ik vind thee lekkerder dan koffie.
  • Een vliegtuig is sneller dan een auto. 
  • Is er geen verschil? Dan gebruik je het woord ''even''.
  • Ik vind rozen en tulpen even mooi.
  • Zeynep en Melda zijn even lang. 

Slide 4 - Slide

2.2
  • Je hebt dus geleerd dat je dingen kunt vergelijken. 
  • Je zet -(d)er achter het bijvoeglijk naamwoord.
  • Meestal gebruik je ook het woord ''dan''.
  • Voorbeeldzin?  
  • Een leeuw is sneller dan een slak. 

Slide 5 - Slide

2.2
  • Je kunt ook op een andere manier dingen vergelijken. 
  • Bijvoorbeeld:
  • Van alle mensen is Usain Bolt het snelst.
  • Op de hele wereld is Rusland het grootst
  • Je zet het voor het bijvoeglijk naamwoord.
  • Je plakt -st achter het woord.
  • mooi --> mooier --> het mooist
  • makkelijk --> makkelijker --> het makkelijkst
  • Sommige woorden zijn onregelmatig
  • Voorbeeld: graag --> liever --> het liefst

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

Ik ben groot
hij is ...................................
A
grooter
B
groter
C
grootst
D
klein

Slide 8 - Quiz

De stoel is klein
De kruk is ..................................
A
kleiner
B
kleinst
C
klein
D
klijner

Slide 9 - Quiz

Het is hier donker
In huis is het donkerder
Buiten is het het ..................................
A
donker
B
donkerder
C
donkerst

Slide 10 - Quiz

Ik ben lief
Jij bent liever
Levi is het ..................................
A
lievst
B
liever
C
liefer
D
liefst

Slide 11 - Quiz

ik vind Suzan aardiger,
maar Dunja vind ik het ..................................
A
aardig
B
aardiger
C
aardigst
D
aardige

Slide 12 - Quiz

A tot zin

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide