T1A present simple questions and negations

1 THV
1 / 31
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

1 THV

Slide 1 - Slide

Rules in the classroom
- Als ik praat luisteren jullie. (dus niet door mij heen).
- Luisteren naar elkaar (vriendelijk en respectvol zijn).
- Bij vragen vinger opsteken (na mijn uitleg/tijdens opdrachten maken).
- Van elkaars spullen afblijven (ook niet  mee gooien).
- Meedoen met de les zonder andere te storen.
- Mobieltjes in de telefoontas! volgend uur ophalen bij mij.

Slide 2 - Slide

Goals
- Recap grammar: present simple questions, negative sentences and word order.
- Practise vocabulary

Slide 3 - Slide

Today´s lesson
1. Starting of with some exercises.
2. Explain present simple: questions, negations and word order.
3. Practise with exercises.
4. Evaluatie en vragen?

Slide 4 - Slide

Wat is in deze zin het werkwoord?

Jane walks to school.
A
Jane
B
walks
C
to
D
school

Slide 5 - Quiz

En in deze zin?

My friends and I walk to school.
A
My friends and I
B
walk
C
to
D
school

Slide 6 - Quiz

Wat was het verschil tussen het werkwoord in zin 1 en zin 2?

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Look at the words below. Which ones are signal words for the Present Simple and which ones are not?
Signal word
Not a signal word
Next Friday
Yesterday
Never
Wednesday
Often
Every week

Slide 10 - Drag question

Timmy
every Saturday.
They never
with oil.
That tree
very fast.
I always
chocolate ice cream.
Those boys
in class very often.
cook
grows
dances
shout
choose
chooses
shouts
grow

Slide 11 - Drag question

PRRRRRACTICE!!

Slide 12 - Slide

Wat geef je aan met de
Present Simple?
A
Gewoonten
B
Feiten
C
Dingen die regelmatig gebeuren
D
Alle antwoorden zijn goed.

Slide 13 - Quiz

WELK ANTWOORD IS JUIST?

Mike ___ football every Saturday.
A
play
B
plays

Slide 14 - Quiz

WELK ANTWOORD IS JUIST?
We often ___ about our holiday.
A
talk
B
talks

Slide 15 - Quiz

WELK ANTWOORD IS JUIST?
I never ___ this dress to school.
A
wear
B
wears

Slide 16 - Quiz

WELK ANTWOORD IS JUIST?

They ___ us every summer.
A
visit
B
visits

Slide 17 - Quiz

WELK ANTWOORD IS JUIST?

Jane ___ to school every day.
A
cycle
B
cycles

Slide 18 - Quiz

WELK ANTWOORD IS JUIST?
Every year my dad ___ the
Christmas lights.
A
fix
B
fixes

Slide 19 - Quiz

WELK ANTWOORD IS JUIST?

The baby ___ all day long.
A
crys
B
cries

Slide 20 - Quiz

Questions and negations in the present simple tense

Slide 21 - Slide

Vragen en ontkenningen maken met de present simple
Staat er een vorm van to be (am/is/are) in de zin? Dan kun je heel makkelijk een vragende zin maken. Schrijf am/is/are vooraan de zin en daarachter het onderwerp. Je draait ze dus om!     Vb: You are happy.—>  Are you happy?

Slide 22 - Slide

Hetzelfde geldt voor hww. zoals can/could/shall/should/will/would.
I can play tennis. —> Can I play tennis? 
We should apologize. —-> Should we apologize?

Slide 23 - Slide

Gebruik het woordje ‘not’ om de zin ontkennend te maken.
You are happy. —->  you are not (aren’t) happy.
I can play tennis. —-> I cannot (can’t) play tennis.

Slide 24 - Slide

Staan geen van bovenstaande hulpwerkwoorden in de zin?



Dan schakel je de hulp in van het hulpwerkwoord Do. Dit is jouw redder in nood.
Let er wel op dat je bij he/she/it Does gebruikt.
Na Do/ Does altijd het hele ww gebruiken.

Slide 25 - Slide

The Present Simple

Vragen 

Om een "present simple" vraag te maken, moet je het werkwoord "Do" voor de zin plaatsen als er geen ander hww in de zin staat:

 I like ice cream.     wordt     Do I like ice cream?

Als het onderwerp een he, she of it (hij, zij of het) is, moet je "Does" voor de zin plaatsen. 

Kijk ook wat er gebeurt met de + s van het originele werkwoord.

Bob plays football.   wordt  Does Bob play football?

Slide 26 - Slide

The Present Simple
Negations

Look at what happens to the verb in this sentence when we turn it into a negation: (Kijk wat er gebeurt in de onderstaande zin als je de zin omzet naar een ontkenning):

                                 He plays video games every day.

                        He doesn't play video games every day.

de -s in het ww. verdwijnt na doesn't. Net als bij het maken van vragen. Does heeft al een s.


Slide 27 - Slide

Voorbeeld
Tina drinks tea.
Does Tina drink tea?
Tina doesn't drink tea.

Slide 28 - Slide

Wat snap je nog niet goed?
Heb je nog een vraag?

Slide 29 - Open question

Typ 2 dingen die je vandaag hebt geleerd over de Present Simple.

Slide 30 - Open question

Extra oefenen met 
de Present Simple?



Slide 31 - Slide