2KGT periode 3 informatie starten H3.4

Periode 3
- Leestoets H3.3 ( al gemaakt)
- Schrijftoets H3.4  betoog schrijven
- Woordtoets H3.5
Boek lezen  ( bibliotheek)

- H3.7 en H3.8 grammatica en spelling ( online oefeningen maken en test jezelf)
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Periode 3
- Leestoets H3.3 ( al gemaakt)
- Schrijftoets H3.4  betoog schrijven
- Woordtoets H3.5
Boek lezen  ( bibliotheek)

- H3.7 en H3.8 grammatica en spelling ( online oefeningen maken en test jezelf)

Slide 1 - Slide

H3.4 schrijven en formuleren blz. 202
schrijftoets betoog schrijven
Wat  leer je?
  • hoe je een betoog schrijft;
  • hoe je je mening en argumenten geeft;
  • hoe je korte en lange zinnen afwisselt in je tekst.

Slide 2 - Slide

Een betoog schrijven blz. 202

In een betoog geef je je mening over een onderwerp. Je wilt de lezer overtuigen dat jij gelijk hebt. Daarvoor gebruik je argumenten.


Slide 3 - Slide

Tips voor het schrijven van een betoog:
Opbouw van een betoog
verdelen in alinea's
1e alinea = de inleiding  

2de alinea= kern                
De kern mag bestaat soms uit meerder alinea's.

Laatste alinea = het slot

Slide 4 - Slide

Tips voor het schrijven van een betoog:
inleiding

  • Noem het onderwerp en/of  het probleem.
  • Geef kort je mening over het probleem.






Slide 5 - Slide

Tips voor het schrijven van een betoog:
kern
  • Leg je mening uit met argumenten.
  • Geef elk argument een aparte alinea.
  • Gebruik signaalwoorden voor de opsomming van de argumenten (ten eerste, bovendien, ook, ...)
  • Gebruik signaalwoorden die een reden aangeven (omdat, want, daarom).

Slide 6 - Slide

Tips voor het schrijven van een betoog:
slot
  • Herhaal je mening  of geef advies over het onderwerp.
  • Gebruik daarbij een signaalwoord dat een conclusie aangeeft  (dus, dan ook, kortom).

Slide 7 - Slide

Wat weet je nog?
Samen maken:
opdracht 1
opdracht 2
opdracht 3 a b c
opdracht 4
opdracht 5  a b c
Schrijf een betoog over wat het Ashram College doet.

Slide 8 - Slide

korte en lange zinnen
Een tekst leest prettig als je niet steeds dezelfde woorden herhaalt. Je kunt bijvoorbeeld verwijswoorden, synoniemen of omschrijvingen gebruiken.
  

Een tekst lees ook prettig als korte en lange zinnen elkaar afwisselen. Lange zinnen bestaan vaak uit twee zinnen met daartussen een woordje als en of maar. Zulke woorden heten voegwoorden: ze voegen de twee zinnen samen. Voegwoorden zijn vaak ook signaalwoorden. Zo geeft het voegwoord maar een tegenstelling aan.

Slide 9 - Slide

korte en lange zinnen
dus    Het regent, dus we wachten nog even.
en       Pelle is op de fiets en Joëlle gaat met de bus.
maar  Fietsen vind ik leuk, maar niet als het regent.
of         Ga jij met de bus of ga jij met de fiets?
want   Ik ga liever met de bus, want dan word ik niet moe.
als        We gaan naar huis als het droog is.














Slide 10 - Slide

In de klas maken
opdracht 6 
opdracht 7
opdracht 8 

Slide 11 - Slide