Herhaling begrippen MC hoofdstuk 6

Welkom  
economen!
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom  
economen!

Slide 1 - Slide


6.1 Produceren maar!
6.2 Het gaat om de winst
6.3 Op de markt
6.4 Meer of minder produceren 
Hoofdstuk 6
Productie en markt

Slide 2 - Slide

         
         In deze les gaan we:
         - hoofdstuk 6 (Productie en markt) herhalen 
            voor de komende toets.
       
         
          

Slide 3 - Slide

Herhaling begrippen: wat weet je nog?

Slide 4 - Slide

Productie in de formele sector noemen we ook wel productie ..........
A
in enge zin
B
in ruime zin

Slide 5 - Quiz

Hoe produceert een wijkverpleegkundige?
A
Arbeidsintensief
B
Kapitaalintensief

Slide 6 - Quiz

aanschafprijs - restwaarde
-------------------------------------- =
economische levensduur
A
investering
B
rente
C
waardevermeerdering
D
afschrijving

Slide 7 - Quiz

De consument behoort ook tot de
bedrijfskolom want hij/zij betaalt
voor het product.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

Aan het BEGIN van de bedrijfskolom staat een bedrijf dat werkzaam is in de ..........
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 9 - Quiz

Wat is een detaillist?
A
een producent
B
een fabrikant
C
een consument
D
een winkelier

Slide 10 - Quiz

Deze vrachtwagen hoort bij de productiefactor ...
A
natuur
B
arbeid
C
kapitaal
D
ondernemerschap

Slide 11 - Quiz

Deze koeien horen bij de productiefactor ...
A
natuur
B
arbeid
C
kapitaal
D
ondernemerschap

Slide 12 - Quiz

Als het aanbod van bananen toeneemt, wat gebeurt er dan met
de prijs van bananen?
A
De prijs stijgt
B
De prijs daalt
C
De prijs blijft gelijk

Slide 13 - Quiz


Wanneer ontstaat de evenwichtsprijs?
A
Als het hele aanbod verkocht kan worden
B
Als aan alle vraag voldaan wordt
C
Als er meer vraag is dan dat er aanbod is
D
Als vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn

Slide 14 - Quiz

Omzet : afzet =
A
brutowinst
B
nettowinst
C
verkoopprijs
D
inkoopwaarde

Slide 15 - Quiz

De nettowinst kan stijgen door ...

A
hogere inkoopwaarde
B
hogere BTW
C
hogere bedrijfskosten
D
hogere omzet

Slide 16 - Quiz

Wat betekent de afkorting btw?
A
belasting toenemende waarde
B
belasting toegevoegde waarde
C
belasting totale waarde
D
belasting tegen waarde

Slide 17 - Quiz

Wat is de arbeidsproductiviteit?
A
de totale productie
B
de productie per werknemer

Slide 18 - Quiz

Als de arbeidsproductiviteit toeneemt, zullen de productiekosten per product .......
A
dalen
B
stijgen
C
gelijk blijven
D
verdwijnen

Slide 19 - Quiz

Wat is NIET van invloed op de arbeidsproductiviteit?
A
scholing
B
prestatiebeloning
C
arbeidsverdeling
D
openingstijden

Slide 20 - Quiz