2H5 - Les 24 - STG

2H5 - 20 de mayo, 2022 - STG
1 / 25
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

2H5 - 20 de mayo, 2022 - STG

Slide 1 - Slide

Programa
  1. Los examenes
  2. Quizlet
  3. Repaso de los números
  4. Tener/ Tener que

Slide 2 - Slide

8 juni
- voca 3.1 tm 3.3 (N-S) WB p.85
- aanvullende werkwoorden 1-24 (roze werkwoordenblad)
- regelmatige ww op -ar,-er,-ir
- llamarse (en andere wederkerende werkwoorden) kunnen vervoegen
- tener
- getallen 0 t/m 100
Toetsweek 24 juni t/m 1 juli
- voca 3.1 tm 3.3 (N-S)
- roze ww blad 1-24 (S-N)
- regelmatige ww op -ar,-er,-ir
- llamarse ( + extra wederk ww)
- tener
- hay/estar/ser (kiezen en vervoegen)
- gustar (+bevestiging/ontkenning, zinnetjes maken)
- bezittelijk voornaamwoord
- bijvoeglijk nw
- getallen t/m 100

Slide 3 - Slide

Quizlet

Leren woordenlijst 3.3
timer
15:00

Slide 4 - Slide

het jaar

Slide 5 - Open question

zondag

Slide 6 - Open question

de wedstrijd

Slide 7 - Open question

het toilet

Slide 8 - Open question

verboden

Slide 9 - Open question

Los números 20 - 30
21 =
22 =
23 =
24 =
25 =
26 =
27 =
28 =
29 =

Slide 10 - Slide

Schrijf in het spaans:
20- 30 - 40- 50- 60 - 70 - 80 - 90 - 100

Slide 11 - Open question

Schrijf het volgende getal uit:
55

Slide 12 - Open question

Schrijf het volgende getal uit:
71

Slide 13 - Open question

Schrijf het volgende getal uit:
98

Slide 14 - Open question

Schrijf het volgende getal uit:
37

Slide 15 - Open question

Schrijf het volgende getal uit:
62

Slide 16 - Open question

Schrijf het volgende getal uit:
43

Slide 17 - Open question

(Huis)werk

Opzoeken werkwoorden + meenemen
Tener + Tener que
Vervoegingen/ Betekenis/ Wanneer gebruik je het?/ Voorbeelden

Slide 18 - Slide

Los números
Tot aan 30 schrijf je alles aan elkaar vast met een 'i' als verbindingswoord.

Na de 30 schrijf je alles van elkaar af en verandert de 'i' in een 'y' (wat 'en' betekent).

Slide 19 - Slide

TENER= HEBBEN
yo
él, ella, usted
nosotros,nosotras vosotros,vosotras
ellos, ellas, ustedes
TENGO
TIENES
TIENE
TENEMOS
TENÉIS
TIENEN
(onregelmatig)

Slide 20 - Slide

Zet de juiste vervoeging van tener in de zin
1-Mi hermano y  yo ________ dos gatos.

2-Los abuelos _______ una casa bonita.

3-Mi papá________ un coche amarillo.

4-¿Vosotros_________ mascotas?

5-Yo_______ catorce años. ¿Cuántos años_________ tú?

Slide 21 - Slide

Oefening met TENER
https://www.spanishunicorn.com/tener-ejercicios/
( website op volgende sheet)

Slide 22 - Slide

TENER QUE...
Tener = hebben ( in bezit)   /   Que = wat, dat
maar... TENER QUE = MOETEN. Tener moet je vervoegen ( Dus: tengo que, tienes que, tiene que, etc)
Na tener que komt er een héél werkwoord.
Vb:   Tenemos un problema con mi  profesor, tenemos que hablar con él.
Tengo que ir a casa, mi madre me está esperando

Opdracht: maak 3 zinnen met de constructie "tener que"
Je hebt hiervoor 10 minuten

Slide 23 - Slide

tener + que + werkwoord
Je weet nog wat tener betekent, toch?
Weet je ook wat TENER betekent als je er QUE en een heel werkwoord er achter zet?

Maak in het document dat ik in Classroom heb gezet,
3 zinnen met tener que + een werkwoord. Gebruik meerdere persoonsvormen!

Slide 24 - Slide

Uitdrukkingen met tener
Wat betekenen de uitdrukkingen hiernaast?
Kijk naar de plaatjes en maak 3 zinnen met een uitdrukking m TENER:
vb:  
Tengo sed porque he hablado toda la mañana.

Slide 25 - Slide