4H 2223 zoutoplossingen en onbekende ladingen

4H test je scheikunde kennis
oefening scheikunde @ LPM
onbekende ladingen van ionen
omgaan met zoutoplossingen
1 / 17
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

4H test je scheikunde kennis
oefening scheikunde @ LPM
onbekende ladingen van ionen
omgaan met zoutoplossingen

Slide 1 - Slide

welk ion heeft hier de juiste lading?
A
O₂⁻
B
O²⁻
C
Al³⁻
D
Cl⁺

Slide 2 - Quiz

acetaat is ...
A
CHCOOH
B
CH₃COOH
C
CH₃COO⁻
D
CH₃COO⁺

Slide 3 - Quiz

De volgende formule is een zoutformule:
UO₃.
Wat is de lading van het Uraan-ion?
A
U⁺
B
U²⁺
C
U³⁺
D
U⁶⁺

Slide 4 - Quiz

Wat is de verhoudingsformule van calciumfosfaat ?
A
Ca₃(PO₄)₂
B
Ca(PO₄)₃
C
Ca₂(PO₄)₃
D
2 Ca₃PO₄

Slide 5 - Quiz

Wat is de verhoudingsformule van calciumhydroxide?
A
CaOH2
B
Ca(OH)2
C
Ca2OH

Slide 6 - Quiz

Wat is de verhoudingsformule van Magnesiumchloride?
A
MgCl
B
Mg₂Cl
C
MgCl₂
D
2 MgCl₂

Slide 7 - Quiz

Wat is de formule van ijzer(III)nitraat?
A
Fe₃NO₃
B
FeNO₃
C
Fe(NO₃)₂
D
Fe(NO₃)₃

Slide 8 - Quiz

Wat is de juiste naam voor PbCl₄?
A
loodchloride
B
loodtetrachloride
C
lood(IV)chloride
D
lood(II)chloride

Slide 9 - Quiz

dubbelzout
een dubbelzout is een zout, 
waarin meer dan twee soorten ionen zitten. Bijvoorbeeld drie!
Zoals in het dubbelzout CuFeS2
Daar zit in:  Cu2+, Fe2+ (samen 4+) en 2 x S2-(samen 4-)

Slide 10 - Slide

Rood kwik is een dubbelzout met formule Hg₂Sb₂O₇.
Er zit onder andere Hg(II) in.
Wat is de lading van het antimoon-ion (Sb)?
A
Sb⁺
B
Sb²⁺
C
Sb⁴⁺
D
Sb⁵⁺

Slide 11 - Quiz

Het mineraal diaboleiet heeft de
verhoudingsformule Pb₂CuCl₂(OH)₄
Koper heeft lading 2+ in dit zout.
Wat is de lading van het Lood-ion?
A
2+
B
4+
C
2-
D
4-

Slide 12 - Quiz

Tijdens het oplossen van een vast zout komen alle ionen los van elkaar in het water terecht.
In formules wordt het dan:
NaCl (s) → Na⁺ (aq) + Cl⁻(aq)

Slide 13 - Slide

Wat is de juiste oplosvergelijking van natriumcarbonaat?
A
Na₂CO₃ → Na⁺ + 2 CO₃²⁻
B
Na₂CO₃ → Na₂⁺ + CO₃²⁻
C
Na₂CO₃ → 2 Na⁺ + CO₃²⁻
D
NaCO₃ → Na⁺ + CO₃²⁻

Slide 14 - Quiz

Wat is de juiste oplosvergelijking van ammoniumchloride?
A
NH₄Cl →NH₄⁺ + Cl⁻
B
NH₄Cl → 4 NH⁺ + Cl⁻
C
NH₄Cl →NH₄ + Cl
D
NH₄Cl → NH⁴⁺ + 4 Cl⁻

Slide 15 - Quiz

geef de juiste indampvergelijking voor een oplossing met bariumhydroxide
A
Ba²⁺ + OH⁻ → BaOH
B
Ba²⁺ + 2 OH⁻ → BaOH₂
C
Ba²⁺ + OH⁻ → Ba(OH)₂
D
Ba²⁺ + 2 OH⁻ → Ba(OH)₂

Slide 16 - Quiz

ik snap dit zoutengedoe al heel goed!
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll