Oefenen thema longen en luchtwegen en klinisch redeneren

Oefenen thema longen en luchtwegen en klinisch redeneren
1 / 25
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3,4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Oefenen thema longen en luchtwegen en klinisch redeneren

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat is klinisch redeneren?
A
Dezelfde taal spreken als de artsen
B
Het stellen van diagnoses
C
Het nadenken over je eigen professioneel handelen
D
Het op de juiste manier verslag leggen

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Wat heb je nodig om te kunnen klinisch redeneren ?
A
Gezond verstand
B
Kritische blik
C
Kennis
D
open houding

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Klinisch redeneren heeft 5 stappen
A
Ja klopt
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

In welke stap van het klinisch redeneren formuleer je een PES?
timer
0:30
A
Stap 2
B
Stap 3
C
Stap 4
D
Stap 5

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Welke redeneerhulpen kun je o.a. gebruiken bij stap 4 van klinisch redeneren?
A
PES, RUMBA & SMART
B
MEWS en SBAR
C
GORDON en levensdomeinen
D
VAS en GARS

Slide 6 - Quiz

mews en SBAR in stap 1
Gordon en levensdomeinen in stap 2
VAS en Gars in stap 3

Antwoord A
PES en smart in stap 4 (verpleegplan opstellen met daarbij de verpleegkundige interventies) 
Wat is het doel van klinisch redeneren?
A
Om de zorgvrager te helpen
B
Continue proces van gegevensverzameling en analyse
C
om onderbouwd tot een beslissing te komen
D
Om tot de juiste beslissing te komen

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Stap 1 Klinisch redeneren
A
Klinische probleemstelling
B
Aanvullend onderzoek
C
Oriëntatie op de situatie
D
Verloop

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Wat is klinisch redeneren?
A
Methode om informatie te ordenen
B
Methode om informatie te verzamelen voor verpleegplan.
C
Methode om gezondheidstoestand te observeren
D
Methode om zorg- situatie te analyseren en acties in te zetten

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat is stap 3 van klinisch redeneren?
A
Orienteren op de situatie
B
Aanvullend onderzoek
C
Beleid
D
Verloop

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Bij klinisch redeneren...
A
Stop je met 'doen' en neem je even een stap terug
B
Denk je 10 stappen vooruit en kom je direct in actie

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Verpleegkundige Emma brengt de gezondheidstoestand van mevrouw Nilsson in kaart. Hiervoor meet ze de bloeddruk, hartfrequentie, temperatuur en ademhalingsfrequentie. Ze gebruikt de methode
A
EWS
B
SBARR
C
Valtis
D
Triage

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Waar is de wand verstevigd met hoefijzervormig kraakbeen.
A
in de kleine luchtwegen
B
in de longblaasjes
C
in de gehele luchtpijp en de bronchien
D
alleen in de longen

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Het ademhalingsstelsel bestaat uit de luchtweg. Dit is de verbinding met de buitenlucht en de longen, waar uiteindelijk de gaswisseling plaatsvindt.
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

welke onderdelen behoren tot de onderste luchtwegen
A
luchtpijp, longen met luchtwegen vertakkingen en de longblaasjes
B
luchtpijp, longen met luchtwegen vertakkingen en keelholte
C
longblaasjes, keelholte en strottenhoofd
D
mondholte, keelholte en strottenhoofd

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Wat word er gecontroleerd in de A
A
vrije luchtweg
B
luisteren naar de longen
C
de bloeddruk
D
de saturatie

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Wat is sputum?
A
Transpiratievocht
B
Slijm vanuit de luchtwegen
C
Bloed vanuit je longen
D
Extra slijmproductie bij ziekte

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Bradypneu is een lage ademhalingsfrequentie
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

Een lage frequentie, bradypneu, komt voor bij mensen in diepe slaap of bij gebruik van bepaalde medicijnen, bijvoorbeeld morfine. Een hoge ademhalingsfrequentie wordt tachypneu genoemd. Dit kan voorkomen bij inspanning, maar ook bij verschillende aandoeningen van de longen of luchtwegen, koorts en hartafwijkingen.
Bij COPD raken de ............. ontstoken
A
Bronchiolen
B
Haarvaten
C
Longen
D
Luchtweg

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een pneumonie?
A
longontsteking
B
griep
C
'de rek uit de longen'
D
ontsteking van de grote luchtwegen

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Hoe wordt en blijvende ontsteking van de longen, waardoor spiertjes rondom luchtwegen verkrampen ook wel genoemd?
A
COPD
B
astma
C
bronchitis

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Bij bronchitis wordt er veel slijm in de longen aangemaakt. Iemand met bronchitis raakt dit slijm moeilijk kwijt.
Welk gevolg voor de opname van zuurstof heeft te veel slijm in de luchtwegen?
A
Iemand kan dan beter zuurstof opnemen.
B
Iemand kan dan slechter zuurstof opnemen.
C
Dit heeft geen invloed op de zuurstofopname.

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Wat is waar over een astma-aanval?
A
Bloedvaatjes in de longen worden nauwer
B
Spiertjes in de luchtwegen trekken samen
C
Longblaasjes raken verstopt
D
Spiertjes in de luchtwegen ontspannen

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Welke van de volgende omschrijvingen past bij het ademvolume?
A
de hoeveelheid lucht die iemand in rust in- en uitademt
B
de maximale hoeveelheid lucht die kan worden in- en uitgeademd
C
de vitale capaciteit + de lucht die in de longen en luchtwegen achterblijft

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Onderdruk in de borstkas is van belang. Welke van de stellingen is niet juist?
A
De long is elastisch en wil van zichzelf uitzetten. Dit wordt tegengegaan door de onderdruk tussen de longvliezen aan de binnenkant van de borstwand.
B
De onderdruk kan komen te vervallen door een trauma van buitenaf, zoals doorboring met een mes.
C
Het inklappen van de long wordt tegengegaan door de onderdruk tussen de longvliezen aan de binnenkant van de borstwand.

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions