Herhaling TV H3 en 4

Herhaling Taalverzorging
H3 en H4 voor de toets
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhaling Taalverzorging
H3 en H4 voor de toets

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Aan het einde van de les...
weet je wanneer je hoofdletters gebruikt en wanneer je welke leestekens gebruikt.
kun je het schema-werkwoordspelling gebruiken om woorden goed te spellen.
kun je het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord goed spellen.
ken je de trappen van vergelijking en weet je het verschil tussen als/dan.

Slide 2 - Slide

Spelling Hoofdletters en leestekens
Je gebruikt hoofdletters en leestekens om een tekst beter leesbaar te maken.
Zo gebruik je hoofdletters
  • aan het begin van een zin: Onze tante is vandaag jarig.
  • bij namen: Malou Wiersma, het Edith Steincollege, Overijssel, het Raadhuisplein, de Maas, de Hema.
  • bij woorden die van namen zijn afgeleid: Duits, Amsterdamse, Noord-Hollandse.









Slide 3 - Slide

Spelling Hoofdletters en leestekens

Zo gebruik je leestekens
Je eindigt een zin met een punt, een vraagteken of een uitroepteken.
  • Bij gewone zinnen gebruik je een punt: We voetballen vanavond niet.
  • Na een vraag zet je een vraagteken: Wat vind je van mijn nieuwe broek?
  • Met een uitroepteken geef je een zin extra nadruk: Dat is geweldig!

Slide 4 - Slide

komma
 De komma is een korte pauze in een zin.
Je gebruikt een komma...
bijvoorbeeld
als je iemand aanspreekt
'Hé, wat doe jij hier?'
tussen delen van een opsomming
In de zomer ga ik fietsen, zwemmen, wandelen en raften.
voor voegwoorden als: want, maar, omdat, zoals.
In deze zin staat een komma, want er staat een voegwoord in.
tussen twee persoonsvormen
Pas toen hij dat zei, vielen de puzzelstukjes op z'n plaats.

Slide 5 - Slide

schema werkwoordspelling

Slide 6 - Slide

infinitief
voltooid deelwoord
bijvoeglijk naamwoord
mesten
Het veld is gemest.
Het gemeste veld
huren
het huis is gehuurd.
het gehuurde huis
doden
het dier is gedood.
het gedode dier
redden
Het hert is gered.
Het geredde hert
lopen
De route is gelopen
De gelopen route
Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Slide 7 - Slide

Trappen van vergelijking
Je stelt iets vast.
Je maakt het groter
Je overtreft alles

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Als/dan
Gebruik dan:
- bij een vergotende trap: meer dan, kleiner dan, mooier dan
- bij ander, andere en anders: het is anders dan ik dacht.

Gebruik als:
- bij net zo en even: net zo groot als, even mooi als
- bij niet zo: niet zo groot als
- bij drie keer, vier keer zo: vier keer zo groot als..

Slide 10 - Slide