This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Amsterdam is wereldwijd bekend om haar grachten en prachtige grachtenpanden. Dit is een voorbeeld van
A
Lokale identiteit
B
Regionale identiteit
C
Nationale identiteit
Slide 5 - Quiz
De Friese vlag is een uiting van de:
A
Lokale identiteit
B
Nationale identiteit
C
Regionale identiteit
Slide 6 - Quiz
Max Verstappen pakt de wereldtitel F1 en het hele land staat op stelten!
A
Persoonlijke identiteit
B
Regionale identiteit
C
Nationale identiteit
D
Lokale identiteit
Slide 7 - Quiz
Jip en Janneke in dialect Bij de historische verenigingen ligt ‘Jipke en Jannöaken’ te koop. Restaurants zetten streekrecepten op het menu en tappen Grolsch bier, in cafés staat FC Twente op het beeldscherm. De gasten luisteren naar een hit van Normaal. Bij de put voor het streekeigen boerderijtype blazen boeren op de midwinterhoorn. Andere folklore bestaat uit vlöggeln, klootschieten en huizenhoge paasvuren
Welke vorm van identiteit hij weergeeft. Kies uit
A
regionale identiteit
B
nationale identiteit
C
lokale identiteit
Slide 8 - Quiz
Aan het begin van het jaar viert iedereen in Brabant en Limburg gezamenlijk Carnaval
A
Persoonlijke identiteit
B
Regionale identiteit
C
Nationale identiteit
D
Lokale identiteit
Slide 9 - Quiz
Buitenlanders zien Nederland vooral als het land van klompen, tulpen en molens. Dit is een voorbeeld van:
A
Lokale identiteit
B
Regionale identiteit
C
Nationale identiteit
Slide 10 - Quiz
In Twentse cafe's zijn de wedstrijden van FC Twente vaak life te volgen, uit de tap tapt men Grolsch bier en het Twentse dialect is voor andere Nederlanders vaak niet te verstaan. Dit is een voorbeeld van:
A
Lokale identiteit
B
Regionale identiteit
C
Nationale identiteit
Slide 11 - Quiz
Wat voor identiteit heeft het songfestival dat dit jaar in Nederland gehouden wordt?
A
Lokale identiteit
B
Regionale identiteit
C
Nationale identiteit
D
Europese identiteit
Slide 12 - Quiz
Koningsdag is een uiting van de:
A
Lokale identiteit
B
Nationale identiteit
C
Regionale identiteit
Slide 13 - Quiz
Joanne verhuist van Maastricht naar Elburg. Ze moet erg wennen aan haar nieuwe leefomgeving. Dat is andersom ook het geval. De leerlingen in Elburg vinden Joanne maar raar. Met haar zachte g en haar punkkapsel valt ze buiten de groep. Ze wordt voor geen enkel feestje gevraagd. Er is dus sprake van [1]. Het is heel duidelijk geworden dat Joanne als buitenstaander afhankelijk is van de [2] van de groep. Na een jaar gaat het beter. Joanne past zich meer aan en haar klasgenoten krijgen waardering voor haar humor en rake opmerkingen. Het komt erop neer dat haar persoonlijke identiteit en de lokale identiteit beter samengaan. Joanne maakt vrienden en ze wordt opgenomen in de groep. Er is nu sprake van [3].
Welke woorden moeten op de plaats staan van 1, 2 en 3 in de tekst?
A
1 = integratie; 2 = tolerantie; 3 = uitsluiting
B
1 = uitsluiting; 2 = tolerantie; 3 = insluiting
C
1 = insluiting; 2 = uitsluiting; 3 = tolerantie
D
1 = tolerantie; 2 = integratie; 3 = insluiting
Slide 14 - Quiz
https:
Slide 15 - Link
Wat was niet duidelijk, is er iets waar je graag meer uitleg over hebt?