w3 Lesetext Stuttgart 2.2

Stuttgart                   2.2    
wiederholen der Verben und lesen
1 / 28
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quiz, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Stuttgart                   2.2    
wiederholen der Verben und lesen

Slide 1 - Slide

Lernziele
Ich kann verschiedene Verben benutzen
Ich kann einen Text lesen zum und Fragen beantworten zum Thema Ökologie

Slide 2 - Slide

Wat is een zwak werkwoord?
  • verleden tijd: geen klinkerverandering

  • Nederlandse zwakke werkwoorden zijn vrijwel altijd ook in het Duits zwak

Slide 3 - Slide

Ezelsbruggetje
Achter de stam van het werkwoord

komen de uitgangen: 

                   (fe)    E - ST - T - EN - T - EN

 

Slide 4 - Slide

Hoe krijg je de stam?
In het Duits krijg je de stam door
van het hele werkwoord
de -en of -n (als er geen 'e' voor staat)
weg te laten

Voorbeelden:
machen > mach;  spielen > spiel;  radeln > radel

Slide 5 - Slide

Voorbeeld:   machen  (= doen, maken)
(ik)                                                                                ich         mach            
(hij)                                                                              du          mach st                
(hij/zij/het)                                                        er/sie/es    mach           
(wij)                                                                              wir         mach en
(jullie)                                                                          ihr         mach t
(zij/u)                                                                      sie/Sie      mach en

Slide 6 - Slide

Hoe ziet het voltooid deelwoord eruit?
In het Nederlands is dit bij de zwakke werkwoorden vaak
ge-/be- ervoor en -t/-d erachter.

In het Duits is dit
ge+ stam + t

Bijv: machen > gemacht;  spielen > gespielt.

Slide 7 - Slide

Bijzonderheden
stam eindigt op -d of -t      òf
stam eindigt op -m of -n na medeklinker:

du, er/sie/es, ihr    >    krijgen een extra 'e'

(dan is het makkelijker uit te spreken!)

Slide 8 - Slide

Voorbeelden
reden (= praten)                          >              du  red est
                                                                             er   red et / sie red et
                                                                             ihr  red et
atmen (= ademen)                      >              du atm est
                                                                             er   atm et  / sie atm et
                                                                             ihr  atm et

Slide 9 - Slide

Nog 1 klein puntje:
Als de stam op een 's'-klank eindigt   (bijv. s, ss, ß, z):

dan komt er bij
du alleen een 't' achter de stam


(Anders zou je twee keer een 's' hebben staan en dat had je waarschijnlijk automatisch al weggelaten, toch?)

Slide 10 - Slide

Uitgangen samengevat
stnd
op d/t
m/n
op s/z/ß
ich
e
e
e
du
st
et
t
er/sie/es
t
et
t
wir
en
en
en
ihr
t
et
t
sie/Sie
en
en
en

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Sterke werwoorden
Hebben altijd een klinker verandering in de verleden tijd
lesen - las - gelesen
gehen - ging - gegangen
sterk in NL dan ook meestal in het Duits
voltooid deelwoord ge +stam + t
staat er een a of e in de stam danverandert deze letter bij du, er, sie, es

Slide 13 - Slide

Samengevat
  1. Sterke werkwoorden veranderen van klinker in de verleden tijd.
  2. Neem nu de infinitief (hele werkwoord):
  3. Staat er een a in de stam, dan wordt deze een ä  (bij: du, er sie, es)
    a  --> ä (ich laufe, du läufst)
  4. Staat er een e in de stam, dan wordt deze een i (bij: du, er sie, es)
    e --> i (ich gebe, du gibst)
  5. Staat er een lange e in de stam, dan wordt het een ie (vaak herken je deze aan een 'h' achter de e--> lesen, sehen, stehlen) (bij: du, er sie, es).
  6. e --> ie (ich sehe, du siehst) (bij: du, er sie, es).

Slide 14 - Slide

Der Imperativ (gebiedende wijs)

Slide 15 - Slide

Gebieden wijs e.v

Deze wordt gevormd door de stam van de  -du- vorm te nemen.

du sprichst-> geb.wijs enk wordt-> sprich!


Soms met -e bij werkw met een d-t / m-n in de stam

Beispiel:
Antworte, bitte!
Atme durch!

Slide 16 - Slide

Gebiedende wijs -mv

Voor deze vorm gebruik je de -IHR vorm
(ihr vorm is stam plus -t / eT)

-Sprecht Kinder!

-Hört mich AN (luister naar mij)

-atmet!  (adem!)


Slide 17 - Slide

Beleefdheidsvorm

Dit is de -u vorm.

Hele werkwoord+ Sie

Dus:

Schlafen Sie,  

Atmen Sie, Herr Aan het Rot



Slide 18 - Slide

Samengevat

e.v =  du- vorm   = stam    (Let op! +e bij stam op d/t, m/n  +e)

m.v = ihr- vorm = stam +t   (Let op! +e bij stam op d/t, m/n +et)

Beleefdheidsvorm= hele werkwoord = Sie = stam+ en

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Lesen
Aufgabe 6

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Was habe ich heute gelernt?

Slide 26 - Mind map

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video