3.8 spelling: meervoud zelfstandig naamwoord

Vandaag in deze les:
Herhaling van vorige week: sterke en zwakke werkwoorden 
Nieuw onderdeel van 3.8: meervoud van een zelfstandig naamwoord
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vandaag in deze les:
Herhaling van vorige week: sterke en zwakke werkwoorden 
Nieuw onderdeel van 3.8: meervoud van een zelfstandig naamwoord

Slide 1 - Slide

Abdul WERD (A) er knettergek van toen Yvonne op de grond STAMPTE. (B)
A
A = sterk werkwoord B = zwak werkwoord
B
A = zwak werkwoord B = sterk werkwoord
C
A = zwak werkwoord B = zwak werkwoord
D
A = sterk werkwoord B = sterk werkwoord

Slide 2 - Quiz


Gisteren landde het vliegtuig.
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 3 - Quiz

Het werkwoord 'bedanken' is een sterk werkwoord.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quiz

Het werkwoord 'krijgen' is een sterk werkwoord.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

Wat is een sterk werkwoord?

Slide 6 - Open question

Het zelfstandig naamwoord

Slide 7 - Slide

Meervoud in het Nederlands
Veel zelfstandige naamwoorden worden in het Nederlands gevormd door -en.

Maar het meervoud -s komt ook vaak voor.

Slide 8 - Slide

MEERVOUDEN

Veel zelfstandige naamwoorden hebben meervoud op -en


lamp - lampen

mes - messen

weg - wegen

kaas - kazen

Slide 9 - Slide

Bal - ballen
Enkelvoud: Eindigt een woord op één klinker en één medeklinker?

Meervoud: Dan verdubbelt de medeklinker.

Slide 10 - Slide

Aap - apen
Enkelvoud: Eindigt een woord op twee klinkers en een medeklinker?

Meervoud: Er valt een klinker weg.

Slide 11 - Slide

Wat is het meervoud van aap?
A
aapen
B
apen
C
appen
D
aapje

Slide 12 - Quiz

Wat is het meervoud van bal?

Slide 13 - Open question

Wat is het enkelvoud van schapen?

Slide 14 - Open question

Wat is het meervoud van:
het pak

Slide 15 - Open question

Wat is het meervoud van:
de haak

Slide 16 - Open question

De s>z en de f>v

woorden die eindigen -s of -f

in het meervoud meestal s>z   f>v


wens:  wensen   kaars:  kaarsen

grens:  grenzen   laars:  laarzen

fotograaf:  fotografen   filosoof: filosofen

staaf:  staven  sluis:  sluizen


Slide 17 - Slide

schrijf het meervoud op van:
dief, poes, druif, huis en vrouw

Slide 18 - Open question

Meervoud van:
bedrijf, boef, laars, smoes

Slide 19 - Open question

Ik weet hoe ik een meervoud op -en maak.
A
ja
B
nog niet

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Video

Meervoud zelfstandige naamwoorden
Je kan vaak horen of een woord eindigt op -en of -s. Schrijf op wat je hoort.
Let op: soms moet je een letter toevoegen, weglaten óf veranderen.




Meervoud op -en:
Paard - paarden. Kans - kansen.

Meervoud op –s:
Ezel - ezels. Bureau - bureaus. Shampoo - shampoos.

Slide 22 - Slide

Meervoud zelfstandige naamwoorden
PAS OP! ER ZIJN UITZONDERINGEN:

Meervoud op –’s:
Wanneer een znw eindigt op een 'lange' klinker, die je met één letter schrijft:
-a, -o, -u, -i of –y.

Zoals bij opa’s, piano’s, paraplu's, ski's, pony's.


Slide 23 - Slide

Meervoud -s of -'s
A
babys
B
baby's

Slide 24 - Quiz

Meervoud -s of -'s
A
ballerina's
B
ballerinaas

Slide 25 - Quiz

Meervoud -s of -'s
A
garages
B
garage's

Slide 26 - Quiz

Meervoud -s of -'s
A
pianos
B
piano's

Slide 27 - Quiz


Meervoud van thema
A
themaas
B
themaa's
C
thema,s
D
thema's

Slide 28 - Quiz


Meervoud van horloge
A
horloge's
B
horloge-s
C
horloges
D
horlogees

Slide 29 - Quiz

Kies de juiste spelling.

Meervoud van auto
A
auto's
B
autoo's
C
autos
D
auto-s

Slide 30 - Quiz

Wat is het meervoud van dvd?
A
dvd-s
B
dvds
C
dvd-en
D
dvd's

Slide 31 - Quiz

Ik weet hoe ik een meervoud op -s maak.
A
ja
B
nog niet

Slide 32 - Quiz

Huiswerk voor maandag 8 maart
H3.8 Spelling in talent max (online boek)
BK: opdrachten 1 t/m 11
KGT: opdracht 1,3,4,5,7,8,9,11,12 en 13

Slide 33 - Slide