Rekenen NU PW/OA 11.4

Hoofdstuk 11 - Verhoudingen
1 / 14
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 11 - Verhoudingen

Slide 1 - Slide

BELANGRIJK
De hoofdstukken 1 tot en met 9 moeten inmiddels wel afgesloten zijn met een toets. 

Heb je dit nog niet klaar? Maak dan een planning en vraag alle toetsen vandaag aan via het aanvraagformulier. 

Aan het eind van dit schooljaar moet alles tot en met hoofstuk 12 afgerond zijn. Na de zomervakantie start de examentraining, 

Slide 2 - Slide

Mededelingen 21OAMB
EXAMENTRAINING: Sabine?, Mirte?

INSTRUCTIE 11.4: Iedereen, behalve Sabine, Mirte, Elske en Merel

WERKLES REKENEN OP WOENSDAG:  Cherine, Eef, Gryt Janna, Limke, Lisa, Mirthe de Vries, Patrick, Tessa (bij veel onvoldoendes, lage score instaptoets en/of H1-H8 nog niet getoetst). 




Slide 3 - Slide

Mededelingen 21OAMA
INSTRUCTIE PARAGRAAF 11.4: Iedereen, behalve Elise, Bente, Esther, Melissa en Jannie

WERKLES REKENEN OP WOENSDAG : Pieter, Ynna, Amira (bij veel onvoldoendes, lage score instaptoets en/of H1-H8 nog niet getoetst). 

EXAMENTRAINING: Jannie, Melissa en Bente?




Slide 4 - Slide

Hoofdstuk 11
11.1 Rekenen met procenten
11.2 Percentages berekenen
11.3 Meer of minder dan 100%
11.4 percentages als decimaal getal
11.5 Percentages, breuken en verhoudingen
11.6 Gemengde opgaven

Slide 5 - Slide

Leerdoelen 11.4
  • Je leert procenten schrijven als een decimaal getal.
  • Je leert rekenen met een percentage als decimaal getal.

Slide 6 - Slide

11.1 Rekenen met procenten
Het woord procent betekent letterlijk: per honderd.
1% is 1 van de honderd.
30% is 30 van de honderd.                           100% is alles!

Vaak is het handig eerst 1% uit te rekenen en daarna het aantal dat je nodig hebt. Een handig rijtje waarmee je meeste percentages uit kunt rekenen:
    100% = 
       10% = 
          1% = 
Rekenen met procenten

Procenten kun je schrijven als een decimaal getal.
1% = 0,01 en 15% = 0,15

Percentages kun je ook berekenen door te vermenigvuldigen met het decimale getal.
12% van 250 = 0,12 x 250 = 30.

Slide 7 - Slide

11.1 Rekenen met procenten
Het woord procent betekent letterlijk: per honderd.
1% is 1 van de honderd.
30% is 30 van de honderd.                           100% is alles!

Vaak is het handig eerst 1% uit te rekenen en daarna het aantal dat je nodig hebt. Een handig rijtje waarmee je meeste percentages uit kunt rekenen:
    100% = 
       10% = 
          1% = 
Voorbeeld

Van een partij ledlampen van 5000 stuks wordt 5% afgekeurd.

5% = 0,05
Er worden 0,05 x 5000 = 250 ledlampen afgekeurd.

(1% van 5000 = 50. 50x5%= 250)

Slide 8 - Slide

Voorbeeld
Bij de fietsshop kost een fiets met 20% korting € 476,-
Hoeveel kostte de fiets zonder korting?

In de aanbieding betaal je voor de fiets 100% - 20% = 80% van de prijs.
80% = € 476,- .   We rekenen van 80% eerst terug naar 1% en dan naar 100%

Voorbeeld

De huur van een woning is € 450,-
De huur wordt met 3% verhoogd.
Hoe hoog wordt de nieuwe huurprijs?

100% + 3% = 103% = 1,03

De nieuwe huurprijs wordt: 
1,03 x € 450,- = € 463,50 

Slide 9 - Slide

Oefenen
Je krijgt 15% korting op een fiets van € 250,-.
Hoeveel kost de fiets nu? 
Maak gebruik van een decimaal
getal. 


Slide 10 - Slide

Uitwerking
Je betaal 100% - 15% = 85% = 0,85
De prijs van de fiets wordt:
0,85 x € 250,- = € 212,50

Slide 11 - Slide

Oefenen
Een boek kost € 21,20 incl. 6% btw.
Hoe duur is het boek excl. btw?
Maak gebruik van een decimaal
getal. 





Slide 12 - Slide

Uitwerking
Inclusief 6% btw is in totaal 106% = 1,06
De prijs van het boek exclusief btw is  21,20 : 1,06 = € 20,-






Slide 13 - Slide

Zelfstandig werken
Wat
Paragraaf 11.4
Hoe
Zelfstandig met rekenmachine
Hulp
Uitleg in NU, vragen aan docent
Tijd
Overige lestijd + evt. thuis afmaken
Klaar?
11.5/11.6 + Oefentoets

Slide 14 - Slide