Voedselketen en Voedselweb Herhaling

Voedselketen en Voedselweb Herhaling
1 / 16
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Voedselketen en Voedselweb Herhaling

Slide 1 - Slide

Leerdoelen 
  • Je kunt voedselrelaties noteren in een voedselketen en in een voedselweb. 
  • Je kunt uitleggen hoe in een voedselketen het aantal organismen afneemt.
  • Je kunt uitleggen waardoor in een voedselketen de hoeveelheid voedsel afneemt.  

Slide 2 - Slide

Voedsel
Planteneter
  • Herbivoor
  • Eet planten
Vleeseter
  • Carnivoor
  • Eet vlees (andere dieren)
Alleseter
  • Omnivoor
  • Eet planten en vlees

Slide 3 - Slide

Voedselketen
  • Rij organismen die van elkaar leven
  • Ieder organisme heet een schakel
  • Begint altijd met een plant
  • Pijl betekend: wordt gegeten door 

Slide 4 - Slide

Maak de voedselketen!

Slide 5 - Drag question

Voedselweb
Meerdere voedselketens bij elkaar 

Slide 6 - Slide

Kies de juiste pijlen om een voedselweb te maken

Slide 7 - Drag question

Piramide van aantallen
Piramide van biomassa

Slide 8 - Slide

Piramide van biomassa
Heeft altijd een piramide vorm

Er gaat tussen elke schakel energie verloren door afval en verbranding

Slide 9 - Slide

Piramide van aantallen
1 havik 

100 koolmezen

100.000 rupsen

1 eik

Slide 10 - Slide

voedselketen

Slide 11 - Slide

1e trofische niveau: autotroof: producent: plant
2e : heterotroof: consument eerste orde: dier
plaats in voedselketen: trofische niveau

Slide 12 - Slide

In de lucht komt koolstof voor in de vorm van koolstofdioxide.
Planten (producenten) slaan koolstof op in de vorm van glucose.
Een deel van de energierijke stoffen wordt als brandstof gebruikt bij de verbranding. Hierbij ontstaat koolstofdioxide die aan de lucht wordt afgegeven.
Koolstofdioxide uit de lucht wordt met behulp van fotosynthese omgezet in glucose.
Bij planten vindt ook verbranding plaats. Een deel van de door de fotosynthese gemaakte glucose wordt bij verbanding weer verbruikt. 
Hierbij onstaat weer koolstofdioxide in de lucht. 
Bij de verbanding van de energierijke stoffen ontstaat weer koolstofdioxide in de lucht.
Als een plant wordt gegeten door een dier, komen de energierijke stoffen (koolhydraten, eiwitten en vetten) van de plant in het dier terecht.
Glucose wordt opgeslage in een plantaardige energierijke stoffen:
Koolhydraten, vetten en eiwitten.
Planten kunnen doodgaan. De stoffen in dode resten worden opgenomen door reducenten.
Een deel van plantaardige energierijke stoffen wordt in het dier gebruikt voor de verbranding.

Een ander deel wordt gebruikt als bouwstoffen. De plantaardige energierijke stoffen worden omgezet in dierlijke energierijke stoffen.

Dierlijke energierijke stoffen zijn: koolhydraten, vetten en eiwitten.
Een deel van van de plantaardige stoffen worden niet verteerd in een dier. Deze komen via de uitwerpselen weer buiten. Het dier kan ook sterven. De stoffen in de dode resten en in de uitwerpselen van dieren worden door reducenten opgenomen.
Schimmels en bacteriën (reducenten) gebruiken het grootste deel van de opgenomen energierijke stoffen als brandstof voor de verbranding. 
      bij verbranding van glucose komt energie vrij

Slide 13 - Slide

Stikstof: reducenten gebruiken stikstof als brandstof en bouwstof.
Reducenten
Waar komt de stikstof vandaan?
Uit resten en afval van organismen.
Reducenten
Hoe gaat stikstof naar volgende schakel?
Door chemische omzetting naar nitraat

Slide 14 - Slide

energieverlies
Energieverlies bij het eten van koeien: 
13 kilo voer geeft 1 kilo vlees = 1 kilo door naar het volgende trofische niveau

Energieverlies bij eten van insecten:
1 kilo voer geeft 1 kilo sprinkhanen

Slide 15 - Slide

0

Slide 16 - Video