Beta
This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Persoonsvorm - Onderwerp
- De stam van een werkwoord
- Werkwoord vervoegen in tegenwoordige tijd
Om de persoonsvorm goed te kunnen spellen, heb je de stam van het werkwoord nodig. Oftewel de ik-vorm in tegenwoordige tijd.
Dat doe je als volgt...
Soms moet je de stam aanpassen..
Voorbeeld:
Graven -en = grav, maar dat is niet goed. De stam van een werkwoord eindigt nooit op een v of z.
Dus je moet de stam aanpassen.
Graven = graaf
verhuizen = verhuis
Haal -en van het hele werkwoord af!
Fietsen = fiets
Denken = denk
Maar let op!
Leren = leer
Lopen = loop
Slikken = slik
Pakken = pak
Rennen = ren
De stam eindigt nooit op twee dezelfde medeklinkers.
De ik-vorm = altijd de stam
Hij/zij/het/jij = stam+t
Wij/jullie/zij = altijd hele werkwoord
Kijk goed naar de zin. Staat de zin in enkelvoud of in meervoud.
Ik loop naar school. / Wij lopen naar school.
Je weet nu hoe je de stam moet schrijven.
Maar hoe zit dat nu met de persoonsvorm?
De persoonsvorm kent drie vormen:
1. Stam
2. Stam+t
3. Hele werkwoord
Jullie maken 1.2 en 1.3.
Succes!