Le futur

  • Voca
1 / 32
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

  • Voca

Slide 1 - Slide

Programme
1. Uitleg futur
2. Chanson Stromae (futur)
3. Oefenen met futur


Slide 2 - Slide

De futur...
Waar heb je deze tijd voor nodig?

Slide 3 - Open question

Révision: in klas 1 en 2 geleerd
Werkwoord aller
Futur proche: aller + infinitif (heel werkwoord)
ex. ik ga eten 

Slide 4 - Slide

Hoe vervoeg je het werkwoord 'aller' in de présent? Noteer het rijtje.

Slide 5 - Open question

Aller in de présent
Je vais
Tu vas
Il/elle/on va
Nous allons
Vous allez
Ils/elles vont

Slide 6 - Slide

Futur proche
je vais acheter
il va partir
nous allons déménager

Slide 7 - Slide

Hoe zeg je: Jij gaat kopen
A
Tu vais acheter
B
Tu vas acheter
C
Je vais acheter
D
Tu va acheter

Slide 8 - Quiz

Futur
FutuR = lateR

Slide 9 - Slide

Futur (toekomende tijd met zal/zullen)
Regelmatige werkwoorden op -er: 
hele werkwoord + uitgang 
  • Je parlerai = Ik zal praten
  • Nous inviterons  = Wij zullen eindigen



je
+ ai
tu
+as
il/elle/on
+ a
nous
+ons
vous
+ez
ils/elles
+ont

Slide 10 - Slide

Nous habitons aux Pays-Bas.
Staat de zin in de futur?
A
B

Slide 11 - Quiz

Ils ... leur anniversaire. (souhaiter)
Vervoeg het werkwoord tussen haakjes in de futur.

Slide 12 - Open question

Elle inspirera cet élève.
A
B

Slide 13 - Quiz

Ce champion ... le premier prix. (gagner)

Slide 14 - Open question

Tu ... une pomme. (manger)

Slide 15 - Open question

Attention!

Slide 16 - Slide

Futur (toekomende tijd met zal/zullen)
Bij de onregelmatige werkwoorden gebruik je niet het hele werkwoord, maar een andere stam
die je uit je hoofd moet leren
. De uitgangen blijven hetzelfde.

  • Être = ser-   + uitgangen
  • Avoir = aur+ uitgangen
  • Faire = fer+ uitgangen
  • Aller = ir-      + uitgangen


Slide 17 - Slide

Tu auras un cadeau.
A
B

Slide 18 - Quiz

Vous seriez en retard.
A
B

Slide 19 - Quiz

Nous ... chez moi. (être)

Slide 20 - Open question

Vous ... du foot? (faire)

Slide 21 - Open question

J'... une bonne note. (avoir)

Slide 22 - Open question

Mes parents ... en voiture. (aller)

Slide 23 - Open question

Ecris une phrase de 8 mots avec un verbe régulier en -ER au futur.

Slide 24 - Open question

Ecris une phrase de 8 mots avec une forme du verbe avoir au futur.

Slide 25 - Open question

Ecris une phrase de 8 mots avec une forme du verbe être au futur.

Slide 26 - Open question

Ecris une phrase de 8 mots avec une forme du verbe aller au futur.

Slide 27 - Open question

Ecris une phrase de 8 mots avec une forme du verbe faire au futur.

Slide 28 - Open question

Si tu veux faire des exercices supplémentaires...
Prends ton livre A aux pages 67-70 et 94-95

Slide 29 - Slide

Chanson
In dit liedje komen vormen van de futur terug
Onderstreep alle vormen van de futur die je herkent

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

Slide 32 - Slide