Les17-25mrt

Donnerstag, den 25. März 2021


Das Programm:
  • die Hausaufgaben (Aufg. 6, 7, 8, 10, 11, 12) S. 69
  • Uhrzeiten wiederholen
  • Grammatik E Het geslacht van zelfstandige naamwoorden.
  • Hausaufgaben
1 / 26
next
Slide 1: Slide
DuitsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Donnerstag, den 25. März 2021


Das Programm:
  • die Hausaufgaben (Aufg. 6, 7, 8, 10, 11, 12) S. 69
  • Uhrzeiten wiederholen
  • Grammatik E Het geslacht van zelfstandige naamwoorden.
  • Hausaufgaben

Slide 1 - Slide

Die Uhrzeiten
Hoe zit het ook alweer in het Duits?

Slide 2 - Slide

Hoe vraag je naar de tijd in het Duits?
A
Wie lange ist es?
B
Wie est is?
C
Wie spät ist es?
D
Wie spät es?

Slide 3 - Quiz

Hoe geef je aan dat het kwart over 2 is?
A
Es ist viertel vor zwei
B
Es ist viertel über zwei
C
Es ist zwei Uhr
D
Es ist viertel nach zwei

Slide 4 - Quiz

Schrijf de kloktijd voluit in het Duits:
Es ist...

Slide 5 - Open question

Das Lernziel
  • Je kunt de hoofdregels van het geslacht  voor zelfstandige naamwoorden gebruiken.

Slide 6 - Slide

E Grammatik
Het geslacht van zelfstandige naamwoorden

  • Zuerst macht ihr Aufgabe 20 S. 78 (3 Min)

Slide 7 - Slide

De woorden DE, HET en EEN zijn:
A
lidwoorden
B
zelfstandige naamwoorden
C
werkwoorden
D
eigennamen

Slide 8 - Quiz

Welke lidwoorden hebben we in het Duits?

Slide 9 - Open question

Geslacht

der = mannelijk (m)

die = vrouwelijk (v)

das = onzijdig (o)

die = meervoud (mv)

Slide 10 - Slide

der

mannelijke personen - der Junge

mannelijke dieren - der Stier

mannelijke beroepen - der Lehrer

dagen - der Montag

maanden - der Februar

windrichtingen - der Norden

jaargetijden - der Sommer

die

vrouwelijke personen - die Frau

vrouwelijke dieren - die Katze

vrouwelijke beroepen - die Lehrerin

Dingen die eindigen op -e: die Adresse

woorden op -heit/-keit/-schaft/-ung/-ur/-ik

-ion/-ei/-ität/-e   (S. 96)

Slide 11 - Slide

das


veel 'het'-woorden in het Nederlands


verkleinwoorden -chen/-lein

die


woorden in het meervoud

Slide 12 - Slide

Zie uitlegfilmpje Neue Kontakte

Slide 13 - Slide

DER (m)
DIE (v)
DAS (o)
DIE (mv)
Schule
Mädchen
Haus
Abend
Kuh
Kaninchen
Möglichkeit
Sommer
Kinder
Aufgaben

Slide 14 - Drag question

Welke woorden krijgen het lidwoord 'der'

Slide 15 - Open question

Voor welke woorden komt het lidwoord 'die'?

Slide 16 - Open question

Kind
A
der
B
die
C
das

Slide 17 - Quiz

... Dienstag
A
der
B
die
C
das

Slide 18 - Quiz

... Übung
A
der
B
die
C
das

Slide 19 - Quiz

Klasse
A
der
B
die
C
das

Slide 20 - Quiz

Freundin
A
der
B
die
C
das

Slide 21 - Quiz

Mädchen
A
der
B
die
C
das

Slide 22 - Quiz

Freiheit
A
der
B
die
C
das

Slide 23 - Quiz

... September
A
der
B
die
C
das

Slide 24 - Quiz

... Kater
A
der
B
die
C
das

Slide 25 - Quiz

die Hausaufgaben
  • Machen: Seite 78 Aufg. (20), 21, 22, 23, 24
  • Lernen:  Seite 96 der Stundenplan - wiskunde 

Slide 26 - Slide