What is LessonUp
Search
Channels
AI tools
Beta
Log in
Register
‹
Return to search
Oefenen Transport
Transport
1 / 52
next
Slide 1:
Slide
Biologie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 4
This lesson contains
52 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Transport
Slide 1 - Slide
Welke bestanddelen van het bloed vervoeren zuurstof?
A
De rode bloedcellen
B
De witte bloedcellen
C
Het bloedplasma
D
Alle drie genoemde bestandsdelen
Slide 2 - Quiz
Bij de beschadiging van een bloedvat komen stoffen vrij die een rol spelen bij de bloedstolling.
Wat gebeurt er nadat die stoffen vrijkomen?
A
De bacteriën in het bloed gaan dood.
B
De spiertjes in de wand van het bloedvat trekken samen.
C
Er ontstaat een netwerk van kleverige draden.
D
Er ontstaat etter of pus.
Slide 3 - Quiz
Wat is de naam van bloedvat Q?
Slide 4 - Open question
Tijdens de zwangerschap wisselen moeder en kind verschillende stoffen met elkaar uit.
Via welk soort bloedvat kan dit?
A
De slagaders
B
De aders
C
De haarvaten
Slide 5 - Quiz
Is de volgende bewering juist of onjuist?
Het bloed in een kransslagader stroomt naar de hartspier toe.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quiz
Welk bestanddeel van het bloed zorgt ervoor dat bloed kan stollen?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplasma
D
bloedplaatjes
Slide 7 - Quiz
Zijn spataders aders of slagaders?
A
Slagaders
B
Aders
Slide 8 - Quiz
Wat bevindt zich op plaats P?
A
Bloed
B
Lymfe
C
Weefselvloeistof
Slide 9 - Quiz
Is de volgende bewering juist of onjuist?
Het eten van veel verzadigd vet verhoogt de kans op een hartinfarct.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 10 - Quiz
Welke letter geeft een witte bloedcel aan?
A
Letter P
B
Letter Q
C
Letter R
Slide 11 - Quiz
In het bloed van een slagader zit meer glucose dan in het bloed van een ader.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 12 - Quiz
In de afbeelding zijn met de letter S bepaalde kleppen in het hart aangegeven.
Hoe heten deze kleppen?
A
Aderkleppen
B
Halve maanvormige kleppen
C
Hartkleppen
D
Tussenkleppen
Slide 13 - Quiz
Deel 2 zijn ... en de taak is ...
A
witte bloedcellen, zuurstof transport
B
witte bloedcellen, afweer tegen ziekten
C
bloedplaatjes, bloedstolling
D
rode bloedcellen, bloedstolling
Slide 14 - Quiz
Wat is waar over het bloed?
A
Het bloed vervoert voedingsstoffen.
B
Het bloed vervoert afvalstoffen.
C
Het bloed vervoert zuurstof.
D
A,B en C zijn waar.
Slide 15 - Quiz
Keelontsteking wordt veroorzaakt door een bacterie.
Welke bestanddelen van het bloed zijn betrokken bij de afweer tegen bacteriën?
A
Bloedplaatjes
B
Rode bloedcellen
C
Bloedplasma
D
Witte bloedcellen
Slide 16 - Quiz
Is de volgende bewering juist of onjuist?
Verstopping in een bloedvat kan leiden tot een beroerte.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 17 - Quiz
In welk van de aangeven bloedvaten is de bloeddruk het hoogst?
A
Bloedvat P
B
Bloedvat Q
C
Bloedvat R
Slide 18 - Quiz
In welke richting stroomt de lymfe?
A
In de richting van P
B
In de richting van A
C
In beide richtingen
D
Dat kun je niet zien aan een lymfevat
Slide 19 - Quiz
In de tekening zie je een slagader, haarvaten, een ader en een lymfevat.
Kunnen zich op plaats P witte bloedcellen bevinden? En kan zich op plaats P zuurstof bevinden?
A
alleen witte bloedcellen
B
alleen zuurstof
C
zowel witte bloedcellen als zuurstof
D
geen witte bloedcellen en geen zuurstof
Slide 20 - Quiz
Wat is de functie van een lymfeknoop?
A
Lymfe verzamelen
B
Lymfe zuiveren
C
Lymfe afbreken
D
Lymfe opnemen
Slide 21 - Quiz
In welk of welke typen vocht kunnen antistoffen voorkomen?
A
Alleen in bloed
B
In bloed, lymfe en weefselvloeistof
C
In bloed en lymfe
D
Alleen in weefselvloeistof
Slide 22 - Quiz
Hoge bloeddruk
Lage bloeddruk
nauwelijks klachten
schade aan bloedvaten en organen
duizeligheid
flauwvallen
vermoeidheid
Slide 23 - Drag question
Deel 3 zijn ... en de taak is ...
A
witte bloedcellen, zuurstof transport
B
witte bloedcellen, afweer tegen ziekten
C
bloedplaatjes, bloedstolling
D
rode bloedcellen, bloedstolling
Slide 24 - Quiz
Wat is de functie van de kransslagaders?
A
Zuurstof naar het hart brengen
B
Zuurstof bij het hart ophalen
C
Koolstofdioxide naar het hart brengen
D
Koolstofdioxide bij het hart ophalen
Slide 25 - Quiz
Hoe heet de stof die zorgt voor hart- en vaatziekten?
A
Zetmeel
B
Cholesterol
C
Suiker
D
Pindakaas
Slide 26 - Quiz
Slagader
Ader
Haarvat
Slide 27 - Drag question
Het doel van de kleine bloedsomloop is ...
A
koolstofdioxide afgeven aan de cellen en zuurstof op nemen
B
koolstofdioxide opnemen uit de cellen en zuurstof afgeven
Slide 28 - Quiz
Wat is de enige slagader die geen zuurstofrijk bloed vervoert?
A
Hoofdslagader
B
Armslagader
C
Longslagader
D
Aorta
Slide 29 - Quiz
Wat doen aders?
A
Ze vervoeren bloed van het hart af
B
Ze vervoeren bloed naar het hart toe
Slide 30 - Quiz
Wat is gevaarlijker? te hoge of te lage bloeddruk?
A
Hoge bloeddruk
B
Lage bloeddruk
Slide 31 - Quiz
Deel 1 zijn ... en de taak is ...
A
witte bloedcellen, zuurstof transport
B
rode bloedcellen, zuurstof transport
C
bloedplaatjes, bloedstolling
D
rode bloedcellen, bloedstolling
Slide 32 - Quiz
Rode
bloedcellen
Bloedplasma
Bloedplaatjes
Witte bloedcellen
Zorgen voor bloedstolling
Bestrijden ziekteverwekkers
Vervoeren zuurstof met behulp van Hemoglobine
Vervoert stoffen zoals vitaminen, hormonen, Co2 etc.
Slide 33 - Drag question
De aorta is verbonden met de rechterboezem.
A
juist
B
onjuist
Slide 34 - Quiz
In de de grote bloedsomloop is het de bedoeling om..
A
koolstofdioxide op te nemen en zuurstof af te geven aan de lucht
B
zuurstof op te nemen uit de lucht en koolstofdioxide af te geven
C
beide antwoorden zijn goed
D
beide antwoorden zijn niet goed
Slide 35 - Quiz
Vul in bij het vraagteken?
A
Bovenste holle ader
B
Aorta
C
Kransslagader
D
Longader
Slide 36 - Quiz
Je ziet hier een afbeelding van het hart. Nummer 4 is ...
A
de aorta
B
de onderste holle ader
C
de bovenste holle ader
D
de longslagader
Slide 37 - Quiz
Vul in bij het vraagteken
A
Longader
B
Onderste holle ader
C
Longader
D
Longslagader
Slide 38 - Quiz
Wat is er aan de hand bij bloedarmoede?
A
Te weinig bloed
B
Veel bloed verloren (wond)
C
Te weinig bloedplasma
D
Te weinig hemoglobine
Slide 39 - Quiz
Hoe noemen we het als een kransslagader in het hart verstopt raakt?
A
beroerte
B
herseninfarct
C
hartinfarct
D
hartkramp
Slide 40 - Quiz
Sleep de witte vakken op de
juiste plekken betreft de slagaders, aders en haarvaten.
Slagaders
Aders
Haartvaten
Vervoert bloed van het hart naar de organen.
Vervoert bloed van de organen naar het hart.
Vormt een netwerk in en om organen en weefsels
Hele dunne wanden.
Stevige elastische wand
slappe wand, lage bloeddruk.
Slide 41 - Drag question
Het doel van de grote bloedsomloop is ...
A
koolstofdioxide afgeven aan de cellen en zuurstof op nemen
B
koolstofdioxide opnemen uit de cellen en zuurstof afgeven
Slide 42 - Quiz
Je ziet hier een afbeelding van het hart. Nummer 1 is ...
A
de rechter hartkamer
B
de rechter boezem
C
de linker hartkamer
D
de linkerboezem
Slide 43 - Quiz
Waar liggen de kransslagaders?
A
In je hoofd
B
In je longen
C
In je hart
D
In je benen
Slide 44 - Quiz
Kenmerken van de aders zijn:
A
Hoge druk, dikke wand, geen kleppen
B
Lage druk, dikke wand, geen kleppen
C
Lage druk, dunne wand, bevat kleppen
D
Hoge druk, dunne wand, bevat kleppen
Slide 45 - Quiz
In de de kleine bloedsomloop is het de bedoeling om..
A
koolstofdioxide op te nemen en zuurstof af te geven aan de lucht
B
zuurstof op te nemen uit de lucht en koolstofdioxide af te geven
C
beide antwoorden zijn goed
D
beide antwoorden zijn niet goed
Slide 46 - Quiz
Je ziet hier een afbeelding van het hart. Nummer 2 is ...
A
de rechter hartkamer
B
de rechter boezem
C
de linker hartkamer
D
de linkerboezem
Slide 47 - Quiz
Het bloed bestaat uit bloedplasma en bloedcellen. Het bloedplasma vervoert ...
A
voedingsstoffen, hormonen en zuurstof
B
zuurstof, koolstofdioxide en water
C
hormonen, voedingsstoffen, afvalstoffen
Slide 48 - Quiz
Welk woord hoort bij "bloedplaatjes"?
A
Zuurstof
B
Bloedstolling
C
Antistoffen
D
Hemoglobine
Slide 49 - Quiz
Kenmerken van de slagaders zijn:
A
hoge bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich diep in het lichaam
B
hoge bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich diep in het lichaam
C
lage bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich aan de oppervlakte
D
lage bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich aan de oppervlakte
Slide 50 - Quiz
Heeft iemand die regelmatig eventjes duizelig wordt als hij uit bed stapt last van lage of hoge bloeddruk?
A
lage bloeddruk
B
hoge bloeddruk
Slide 51 - Quiz
Hoe kun je hart- en vaatziekten voorkomen?
WEL doen
NIET doen
roken
ontspannen
lichaamsbeweging
weinig alcohol
veel verzadigd vet
stress
Slide 52 - Drag question
More lessons like this
D2BTh4 B4 Bloedvaten - lln
April 2019
- Lesson with
50 slides
Biologie
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 2
Bloedsomloop
January 2019
- Lesson with
36 slides
Biologie
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 2
Herhaling bloed
April 2025
- Lesson with
29 slides
Biologie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Bloedvaten & Bloedsomloop
April 2025
- Lesson with
13 slides
Biologie
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 2
KM2A oefenen online so
January 2021
- Lesson with
25 slides
Biologie
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 2
D2BTh4 B4 Bloedvaten - oefenen
April 2019
- Lesson with
25 slides
Biologie
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 2
3.2 De Bloedsomloop
November 2024
- Lesson with
23 slides
Biologie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Oefenen maar!
November 2024
- Lesson with
25 slides
Biologie
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2