Par. 4.4 Het Ancien Régime

Lesdoel
Hoe leefde de Franse bevolking aan de vooravond van de Franse Revolutie?
1 / 31
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Lesdoel
Hoe leefde de Franse bevolking aan de vooravond van de Franse Revolutie?

Slide 1 - Slide

Wat weet je nog van de
vorige les?

Slide 2 - Mind map

Ancién Regime
Volgens het boek: "Maatschappelijke orde van voor de Franse Revolutie, die gekenmerkt wordt door feodaliteit, horigheid en het streven van vorsten naar absolute macht. "

Maar wat houdt het in?
Het is de tijd vóór de Franse Revolutie waarin een absoluut vorst aan de macht is en de standenmaatschappij de manier van samenleven is.
Ancien Régime: periode vóór de Franse Revolutie

  • Absolutisme
  • Lodewijk XIV, Lodewijk XV en Lodewijk XVI = droit divin 
  • Standenmaatschappij

Slide 3 - Slide

De Verlichting:
  • Ratio (verstand) in plaats van Religio (religie)
  • Vooruitgangsgeloof -> het kan altijd beter
  • Gelijkheid, iedereen is gelijk

Slide 4 - Slide

Geestelijken
De boeren
De burgers
De adel
De koning

Slide 5 - Drag question

De eerste stand: de geestelijkheid. 
- Mensen met functie binnen de katholieke kerk (bisschoppen, priesters, monniken. 
- Rijken en armen. 
- De kerk had 10% van het land in bezit, maar hoefde geen belasting te betalen. 
- De geestelijkheid moest zorgden voor de ziel van de mensheid, maar...

Kritiek door Verlicht denkers!

Slide 6 - Slide

De Tweede Stand: de adel
- Mensen met titels, zoals een baron, graaf, hertog.
- Bezatten veel land, maar hoefde geen belasting te betalen. Waarom? Ze diende het vaderland door: 
Functies binnen het leger.
Administratieve functies.
Rechtgevende functies.

Nadeel van het absolutisme: de adel verloor macht en invloed.

Slide 7 - Slide

De derde stand
Derde stand, 90% van de bevolking: 
- Boeren in het platteland en de bourgeoisie (burgerrij, hoog- en middenklassen)
- Groot verschilt in rijkdom: er waren armen en rijken in de derde stand: 
De rijken: intellectuelen, beïnvloed door de Verlichting, hadden kritiek op de standenmaatschappij. Betaalde belasting, maar mochten niet meeregeren. 
Boeren betaalde pacht, grondbelasting, belasting per persoon en de gabelle (zoutbelasting!) 

Slide 8 - Slide

Privileges (1)
Eerste en de tweede stand hadden voorrechten :
- geen belasting betalen
- eigen rechtbank 
- adel een geestelijkheid bezaten grond. 

Derde stand had geen privileges
- moesten wel belasting betalen. 
- kregen zwaardere straffen. 
- boeren moesten gratis werken op het land van de heer. 

Slide 9 - Slide

Privileges (2)
  • Als de belastingen werden verhoogd moesten boeren dat betalen. 

  • Ook bij een mislukte oogst moesten boeren belasting betalen. 

  • Rijke burgers konden wel belasting betalen, maar wilden daarvoor graag inspraak in het bestuur. 

  • Kortom: ontevredenheid overheerst!

Slide 10 - Slide

Lodewijk XVI en Marie Antoinette

Slide 11 - Slide

Lodewijk XVI en Marie Antoinette
De absolute heerschappij beïnvloed door de Verlichting was niet genoeg om Frankrijk te redden van zijn financiële crisis en groot 
ontevredenheid.

Slide 12 - Slide

Lodewijk XVI en Marie-Antoinette






  • Lodewijk was de tweed kleinzoon van de Franse koning
  • Lodewijk was een verlegen en onhandige jongeman
  • Zijn ouders en broer stierven plots, hij was de nieuwe troonopvolger
  • Trouwde met Marie-Antoinette (14) op zijn 15de.
  • Op 19 jarige leeftijd werd hij koning.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Slide 16 - Slide

En toen kwam er ook nog eens een misoogst en hongersnood in 1788

Slide 17 - Slide

Franse Revolutie
Marie Antoinette: Waarom is het volk zo boos?

Antwoord: Ze hebben geen brood.

Marie-Antoinette: 'Ach hebben ze geen brood? Dan eten ze toch cake?'
(= fake-news maar veel mensen geloofden dit wel)

Slide 18 - Slide

Het Ancien Régime
  • Bij het bestuur van Frankrijk kreeg de koning hulp van de adel en de geestelijkheid. 
  • In 1788 dreigde het bestuur failliet te gaan want de koning gaf geld uit aan oorlogen en het luxe leven. Hierdoor liepen de schulden op.  Belasting verhogen was bijna onmogelijk. 

Slide 19 - Slide

Frankrijk gaat failliet mei 1789

  • Feesten, paleizen, bestuur en oorlogen kosten heel veel geld, maar het geld is op. 
  • Koning Lodewijk XVI wil graag meer geld hebben, en roept daarom (voor het eerst in 175 jaar) de Staten-Generaal bij elkaar. De vergadering van de 3 standen.

Slide 20 - Slide

Koning roept de Staten-Generaal (1788)
Voor het eerst na 174 jaar!
Doel: 
  • Belastinghervorming, voor een volle schatkist.
  • Cahier de doléances: klaagbrieven van Franse burgers. 

MAAR...

Slide 21 - Slide

Koning roept de Staten-Generaal (1788)
Maar... 
Na 174 jaar:
Wie zijn de afgevaardigen?
Hoe moet worden gestemd?

Slide 22 - Slide

De standenmaatschappij in de Staten Generaal
* Elke stand had 1 stem, in de staten-generaal terwijl 90% behoorde tot de derde stand. Dat is een oneerlijke verhouding
De Geestelijken
De Adel
De rest

Slide 23 - Slide

De koning eist:
  • 1e stand = één stem
  • 2e stand = één stem
  • 3e stand = een stem..
  • Uitkomst: Twee tegen één....

Slide 24 - Slide

3e stand wenst:
  • 1e stand = 291 stemmen
  • 2e stand = 270 stemmen
  • 3e stand = 578 stemmen
  • Mogelijke uitkomst in het voordeel van de derde stand.....

Slide 25 - Slide

De vooravond van de Franse Revolutie...

Slide 26 - Slide

Welk nadeel hadden leden van de derde stand?
A
Ze konden niet zo rijk worden als edelen.
B
Ze mochten geen priester worden.
C
Ze konden geen machtige positie in het bestuur of leger krijgen.
D
Ze konden geen grond bezitten.

Slide 27 - Quiz

De eerste en tweede stand hadden privileges ofwel voorrechten.
Welke privileges hadden zij?
A
Alleen zij mochten land bezitten.
B
Alleen zij konden een functie in de kerk krijgen.
C
Zij hoefden geen belasting te betalen.
D
Ze kregen lagere straffen dan leden van de derde stand.

Slide 28 - Quiz

Rijke burgers betaalden belastingen.
Wat wilden zij daarvoor in ruil?
A
Meer grondbezit
B
Handelscontacten
C
Een hoge positie in het leger
D
Inspraak in het bestuur

Slide 29 - Quiz

Met welke twee problemen kreeg koning Lodewijk XVI bij zijn aantreden te maken?
A
De derde stand wilde liever een andere koning kiezen.
B
Voorgangers hadden veel geld uitgegeven aan oorlogen en luxe.
C
Het verhogen van de belastingen was bijna onmogelijk.
D
Frankrijk was in oorlog met andere Europese landen.

Slide 30 - Quiz

Aan de slag!
4.4 het oude regime
51 - 58 63- 66, & 71

Slide 31 - Slide