Atheneum 3 Lezen hfst 4 en 5

Atheneum 3
Lezen hfst. 4 en 5
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Atheneum 3
Lezen hfst. 4 en 5

Slide 1 - Slide

Signaalwoorden voor een weerlegging van een tegenargument zijn:
A
echter, want, maar
B
daarentegen, doordat, aan de andere kant
C
toch, ondanks dat, ofschoon
D
ofschoon, in verband met, omdat

Slide 2 - Quiz

Standpunt: het is een goed idee dat het westen Oekraine wapens levert.
Overleg samen en formuleer kort een tegenargument.

Slide 3 - Open question

Weerleg nu je het tegenargument dat je net hebt geschreven. Gebruik een signaalwoord.

Slide 4 - Open question

Hoofdstuk 5
Functiewoorden, welke functie heeft een alinea?

Slide 5 - Slide

Welke formulering is een aanbeveling?
A
Ik vind deze appels het lekkerst. Echt waar.
B
Je moet deze peren nemen! Ze zijn lekker.
C
Deze kiwi's zijn het gezondst. Dat hebben we onderzocht.
D
Dit fruit zou ik nemen. Het is het beste.

Slide 6 - Quiz

Welke formulering hieronder is een weerlegging?
A
Niet waar! Dit feest is gezelliger!
B
Dit feest is gezelliger, hoewel ik eerst dacht van niet.
C
Dit feest is gezelliger dan het vorige.
D
DIt feest is echt niet gezellig.

Slide 7 - Quiz

Formuleer kenmerken van een uitwerking.

Slide 8 - Mind map

Het begrip 'verklaring' is een synoniem voor oorzaak.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Een verklaring kan een reden of een oorzaak zijn.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Een oorzaak geeft aan waarom iets is. Een reden geeft aan waardoor iets komt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Een signaalwoord voor een reden is waarom, voor een oorzaak waardoor.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

Het is handig om signaalwoorden te leren en te herkennen om de functie van een alinea te bepalen.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Video